A
Aan de zon schonk Gods gezag
Aanbidt Hem need'rig al uw leven,
Aanschouw mijn ramp, verhoor mij, HEER;
Aardse machten, looft den HEER;
Ach, de HEER heeft mij doen bukken
Ach, waarom trekt G' uw hand dus van ons af,
Ai, hoor naar hen, die in gevang'nis kwijnen;
Ai, ruk het woord der waarheid niet te zeer
Ai, zie, o HEER, dat ik Uw wet bemin;
Al ben ik met die smart beladen,
Al d' aard' en alles wat zij geeft,
Al d' afgoôn zijn slechts ijdelheden;
Al de heid'nen door Uw handen
Al nam ik van den dageraad
Al 't aardrijk smeek' U, neergebogen;
Al 't godd'loos volk verdoet G' als schuim van d' aard'
Al 't recht is van hun mond geweken,
Al wat Gij wrocht, zal juichen tot Uw eer;
Al wat hij heeft, hoe hij moog' klagen,
Al wat Hij Izak heeft gezworen,
Al wie mij ziet, bespot mij, boos te moê;
Al zegt zijn hart: "Mijn huis zal eeuwig staan,
Al zie ik zelfs een leger mij omringen,
Als een kleed zal 't al verouden;
Als God ter hoge vierschaar steeg,
Als ik 't ambt ontvangen zal,
Als ik, omringd door tegenspoed,
Als mij geen hulp of uitkomst bleek,
Als 't mij benauwd of bang gevallen is,
Als voor 't oog der nageburen,
Psalm 133 : 1
Ai ziet, hoe goed, hoe lief'lijk is 't, dat zonen
Van 't zelfde huis, als broeders, samen wonen,
Daar 't liefdevuur niet wordt verdoofd;
't Is als de zalf op 's Hogepriesters hoofd,
De zalf, waarmee hij is aan God gewijd,
Die door haar reuk het hart verblijdt.
Heel Psalm 133 Dit vers zingen
Gekoppelde kernwoorden:
• Gemeenschap (der heiligen)• Jezus' 1e kruiswoord
• Liefde tot elkaar