T

't Aardrijk en de hemelbogen
't Alwijs bestuur bevestigt 's vromen gangen;
't Behaag' U, HEER, naar mijn gebed,
't Behaag' U, mij gehoor te geven;
't Behaag' U mij te redden uit den nood;
't Blij bazuingeschal
't Eind der aard' werpt dampen uit
't Gebergte smelt als was,
't Gebruis der zee doet Gij bedaren,
't Geroep des vijands doet mij beven,
't Getal van mijn vervolgers is zeer groot,
't Hart schokt in mij heen en weder,
't Hijgend hert, der jacht ontkomen,
't Hoogmoedig volk dicht leugens tegen mij;
't Is al bedrog en valsheid, wat zij spreken;
't Is de HEER van alle heren,
't Is de HEER, die 't recht der armen,
't Is de HEER, die vreemdelingen
't Is de HEER, wiens alvermogen
't Is de HEER, wiens mededogen
't Is God, aan tijd noch plaats verbonden,
't Is God, die mij met sterkte wil omgorden;
't Is God, dien w' onzen Redder noemen,
't Is God, Wiens hand den bergen water schenkt,
't Is goed voor mij, verdrukt te zijn geweest,
't Is niet alleen dit kwaad, dat roept om straf;
't Is kwaad, waarin z' elkander sterken,
't Is trouw, al wat Hij ooit beval;
't Juich' al voor 't aangezicht des HEEREN:
't Rechtvaardig volk zal bloeien,
't Rechtvaardig volk zal welig groeien;
't Rechtvaardig volk zal zich verblijden,
't Rechtvaardig volk zult Gij belonen,
't Rechtvaardig volk, gered uit lijden,
't Verbrijzeld volk, o HEER, moet bukken,
't Verkeerde hart, in wien 't mij ook moog' blijken,
't Voegt ons met blijde klanken,
't Werd alles door Zijn groot vermogen
't Zachtmoedig volk zal eens den vollen vrede
't Zal met blij gejuich Hem loven,
Terwijl zij samen zich verbinden
Thans is de HEER bekend alom,
Toen aten zij, en werden zat van eten;
Toen daalde 't vlees, als stof en dichte regen,
Toen dreigde God hen met den dood;
Toen heeft Hij hen met vlees gevoed.
Toen hij door 't Godd'lijk alvermogen
Toen ik de heid'nen aan zag rukken,
Toen Israël 't Egyptisch rijksgebied,
Toen 'k zweeg en U mijn ongerechtigheden,
Toen stond God op met gunstige gedachten,
Toen 't zwellend hart met ongeduld
Toen vorsten mij vervolgden zonder reên,
Toen weerde Pinehas de straf,
Toon ons Uw goedheid en Uw macht,
Toont aller goden God te vrezen;
Tot het dom en dwaas geslacht
"Tot ik een rustplaats voor den HEER
Tot staving van de waarheid, deed
Troost allen, die in nood en smart,
Twist met mijn twisters, Hemelheer;

Psalm 119 : 26

't Hovaardig volk heeft mij op 't felst bespot;
'k Ben echter niet van Uwe wet geweken;
Ik dacht, o HEER, aan hun rampzalig lot,
En Uw gericht, van ouds af reeds gebleken.
Hoe kort van duur is al het aards genot!
'k Heb mij getroost, mijn ziel is niet bezweken. 

Heel Psalm 119  Dit vers zingen

Tekst en beeld Psalm 119

Samenzang Psalm 119

Psalm 119 en jij 

Gekoppelde kernwoorden:

• De Wet - algemeen
 

Sponsor:

Jongbloed Media

Bijbels met Psalmen

Bijbels Herziene Statenvertaling

Bijbels voor jongeren

Kinderbijbels

Uitgeverij Groen