De verstoten David - Psalm 89
Auteur: David Moerman
Overdenking bidstond
Breuk
We kennen Psalm 89 vooral van de (berijmde) verzen 7 en 8, die een uitgesproken lofprijzingskarakter hebben, en van vers 19 dat juist zeer somber van toon is en nog wel eens klinkt bij een overlijden.
Het zou interessant zijn om eens uit te zoeken hoe vaak Psalm 89 vers 7 of 8 sámen met vers 19 wordt gezongen. Want het is toch immers die ene Psalm 89 waar we het over hebben, en die vandaag aan de beurt is.
In die Psalm 89 zit een werkelijk enorme breuk. Na een lange opsomming van de uitingen van Gods verbondstrouw, volgt een luid ‘Sela’ na vers 38. Het is misschien wel de meest nadrukkelijke ‘sela’ in het hele Psalmboek, laat in je gedachten maar alles stil worden in de tempel waar deze psalm gezongen werd, zodat je zelfs een speld kan horen vallen: Hij zal voor eeuwig standhouden, zoals de maan; de getuige hoog aan de hemel is trouw. … Sela.
Wat na al die hooggestemde noten volgt, is een klacht van ongekende diepte. Ethan, de dichter, houdt God verantwoordelijk voor de neergang van vorst en land; iets wat mogelijk verband houdt met de teloorgang van Salomo’s rijkdom ten tijde van diens zoon Rehabeam. Als de psalm inderdaad in die tijd geplaatst moet worden, dan kunnen de verzen 39-52 ook worden gelezen als een profetie van al het onheil dat in de jaren ná Rehabeam volgen zou. Met andere woorden, wat Ethan in zijn dagen zag was nog maar het begin. Wat zo veelbelovend begon, met David en diens zoon Salomo, wordt ruw afgebroken. U hebt zijn luister doen ophouden, zijn troon op aarde neergestoten, staat er in vers 45.
Maar dat heeft opmerkelijke gevolgen. Want het is niet alleen de gezalfde die hier van zijn eer wordt beroofd. Ook het land lijdt eronder, alle vestingen liggen immers in puin - let wel, er staat: zijn vestingen. Alles in het land wordt verbonden en gelijkgesteld met de gezalfde, met de dienaar van vers 39 en 40. En daar houdt het niet op, want het raakt de dichter ook zelf persoonlijk - het bedreigt zijn levensduur (vers 48). En dan neemt de dichter de ultieme stap, in datzelfde vers: Waarom zou u alle mensenkinderen tevergeefs geschapen hebben?
Is dat niet een beetje overdreven? Een politieke nederlaag van Rehabeam, of profetisch gezien één van zijn nazaten, zó ver doortrekken dat het bestaan van alle mensenkinderen ter discussie wordt gesteld? Wat is hier aan de hand? Het lijkt er wel op dat de dichter denkt dat zijn leven, nee, het leven in het algemeen, afhangt van de gezalfde.
Zonde
En er valt nog iets op. En dat is de rol van de zonde in deze psalm. Vanuit de profeten weten we dat Gods oordeel altijd te maken heeft met de zonde van het volk en de koning. Hoe direct deze koppeling kan zijn, zien we in twee verhalen uit het leven van koning David: de zonde met Bathseba, en de zonde van de volkstelling. De strafaankondigingen over Juda uit bijvoorbeeld Jesaja hebben dan weer meer betrekking op opgestapelde collectieve zonden van het volk als geheel. Maar er is altijd een verband tussen zonde en oordeel.
Hoe zit dat in Psalm 89?
Pas in de verzen 31-33 is er sprake van mogelijke zonde van het volk. Let wel, een mogelijkheid. Twee keer wordt het woord 'indien' gebruikt. En het staat ook nog eens in een bijzondere context, namelijk, juist als onderstreping van de trouw van God. Ja, God zal straffen, maar Hij zal Zijn goedertierenheid niet wegnemen. En zeker niet van zijn gezalfde, dat de dichter nog eens onderstreept met de eedsformule uit vers 36 die de dichter God heeft horen uitspreken.
Het is alsof de dichter in de verzen 31-36 wil zeggen, ja, zelfs al is er sprake van zonde, dan nog blijft God de getrouwe.
Dat betekent ook dat in het denken van de dichter de ellende waarin de gezalfde terecht is gekomen, geen gevolg kan zijn van de zonde. We lézen na vers 33 ook niets meer over zonde. Er wordt geen belijdenis gedaan, geen vergeving gevraagd - zoals dat in Psalm 79 wel gebeurde, en terwijl dat misschien in onze optiek ook terecht zou zijn. Rehabeam was dan niet de ergste koning uit het twee-stammenrijk, hij was zeker een zondaar. Om over de latere koningen Achaz en Manasse nog maar te zwijgen. Met de profeten in ons achterhoofd kunnen we eenvoudig de ellende, zoals beschreven in de verzen 37-52, verklaren.
Maar Ethan volgt ons daarin niet. Hij verwerpt de zonde zelfs als hypothetische oorzaak, en begrijpt daardoor niet wat hij om zich heen ziet of in visioenen aanschouwt. Want de gezalfde is getroffen, en als dat dus tóch kan, ondanks Gods beloften, wat zijn die beloften dan waard? En als Gods beloften niets waard blijken te zijn, wat is dan nog zijn eigen bestaansgrond? Wat is dan nog de bestaansgrond van ieder mens?
De Gezalfde
Wie is dat eigenlijk, die Gezalfde? Hij is de 'heilige', zoals vers 20 zegt. Een verkorene. Iemand die God als Vader zal aanroepen (vers 27), en die God als Zijn eerstgeboren Zoon zal beschouwen (28), oftewel, de erfgenaam van alles wat Goddelijk is.
Wie is die Gezalfde, die blijkbaar zó bijzonder verbonden is met God Zelf? De Gezalfde waarvan de psalmdichter geen zonden noemt, en die tóch op een onbegrijpelijke manier door het oordeel van God getroffen wordt?
Wie is die Gezalfde, die de levensbron is van de dichter, en volgens de dichter ook van alle mensenkinderen? En die blijkbaar in zijn neergang allen dreigt mee te nemen?
Ja, ook de koningen van Israël werden als zonen van God gezien; God Zelf noemt Salomo zo in 2 Samuel 7, waarin dezelfde woorden worden gebruikt als in Psalm 89. Maar dat deze koningen onvolmaakt waren, dat wist iedere profeet. Dat er een grens was aan hun invloed op de levens van hun onderdanen bleek wel uit de scheuring ten tijde van Rehabeam en Jerobeam. Nee, Ethan zal iets anders hebben gezien dan het aardse koningsschap van Rehabeam toen hij zijn eigen levenslot verbond met dat van de gezalfde.
Het aardse koningschap van het huis van David wees heen naar het hogere koningschap van de grote Davidszoon. En wat voor Ethan nog een onbegrijpelijkheid was, zien we helderder in het licht van die Gezalfde die leed aan het kruis.
De Gezalfde waarvan gezegd wordt dat door Hem alle dingen geschapen zijn (Johannes 1), de levensader van alle mensen. De Jezus waarvan de Hebreeënschrijver opmerkt dat Hij ons in alles gelijk werd - maar zonder zonde (Hebreeën 4:15).
Die ondanks zijn zondeloosheid, toch leed en stierf.
Wat Ethan toen misschien nog niet zag, weten we nu. Dat Jezus de zonde van ons droeg, en dat Hij daarom leed. Dat de Gezalfde plaatsvervangend voor Zijn volk stierf en Zijn troon liet neerstoten op aarde.
Zo kunnen we ook voorzichtig, stamelend, een antwoord proberen te geven op de klacht van
Ethan: Waarom zou u alle mensenkinderen tevergeefs geschapen hebben? Welke man leeft er die de dood niet zien zal?
Want juist door de dood van Christus kán er leven zijn. Juist door de dood van Christus kan er ook weer een opstanding zijn, kan er een nieuw leven beginnen. Zodat - ondanks de zonde van de volk - gerechtigheid en recht het fundament kan zijn van Christus' verheven troon (Psalm 89:15), en wij als Zijn volk voor het licht van Zijn aangezicht mogen wandelen (vers 16).
Meer over psalm 89
Psalm 89 zingen
Psalm 89 onberijmd
Samenzang psalm 89
Tekst en beeld psalm 89