Psalm 139 en jij, deel 2
Auteur: ds. W. Pieters
Het tweede waar Psalm 139 om bekend staat, is dat de vromen van de oude tijd – al wisten zij medisch heel weinig over een embryo – op een prachtige manier beschrijven hoe de grote Schepper van alle mensen de ongeboren vrucht vormt, vanaf het begin.
In Israël was het ondenkbaar om het ongeboren leven te aborteren. God alleen is als de Schepper, de Eigenaar.
In vers 14 lees je (en doe maar mee!): “Ik loof U, omdat ik op een heel vreselijke wijze wonderlijk gemaakt ben.”
[Het woord ‘vreselijk’ betekent ‘ontzagwekkend, indrukwekkend’.]
Hoe ons allereerste begin kon ontstaan? De dichter begrijpt er niets van. De moderne mens wéét er wel heel veel van, maar begrijpt er nog steeds even weinig van als David, of zelfs: hij begrijpt er nog veel minder van. Maar dat hindert niet, want dat bevordert juist de lofprijzing, waar dit vers mee inzet. Juist omdat God zo oneindig wijs blijkt te zijn, is Hij alle lof waardig.
Wat kun je met dit ‘pro-life-standpunt’ dat eigenlijk een pro-Schepper standpunt is? Twee dingen:
- Ga eerbiedig om met alles wat samenhangt met het (ongeboren) leven en hoe dat ontstaat – het seksuele.
- Besef, dat God jou niet toevallig heeft laten ontstaan en geboren heeft laten worden, maar dat Hij er een doel mee had (en heeft) dat jij er bent.
Welk doel heeft God? Laat ik het op deze manier zeggen: dat jij Hem eert door Hem te genieten. Geniet met volle teugen van al het geschapene, van de natuur om je heen, en ook van je eigen lichaam. Maar doe het op de manier van de dichter: terwijl je steeds je Schepper voor ogen hebt en hem looft voor Zijn grote wonderen.
Verder: haat, mét de dichter (in vers 19-22), alles wat met de goede schepping strijdt, alles wat tegen de eer van onze wijze Schepper ingaat. Haat niet je medemens, zelfs niet een moordenaar van ongeboren leven, maar haat, ook in je eigen hart, alles wat je Schepper onteert.
Daartegenover: Denk aan je Schepper in de dagen van je jeugd!
Beproef mijn hart en mijn gemoed.
U weet, o God, of kwaad of goed
Mijn oogmerk is, en wat ik denk,
Of ik U liefheb, of U krenk.
Zie, of mijn weg mij schuld zal geven.
Leidt U mij naar het eeuwig leven.
Een kernvers is:
Ik loof U, omdat ik op een heel
ontzagwekkende wijze, wonderlijk
gemaakt ben.
Wonderlijk zijn Uw werken.
Ook weet mijn ziel het heel goed.