Psalm 19

Vers 1
Het ruime hemelrond
Vertelt, met blijden mond,
Gods eer en heerlijkheid;
De heldre lucht en 't zwerk
Verkondigen Zijn werk,
En prijzen Zijn beleid.
Dus kan ons dag bij dag,
Tot roem van Gods gezag,
Zijn wonderen verhalen;
Dus weet ons nacht bij nacht
Zijn onbegrensde macht
En wijsheid af te malen. 

Vers 2
Hoe goddelijk en schoon
Luidt deze hemeltoon!
Daar is geen spraak, of oord,
Daar is geen volk bekend,
Dat, zelfs tot 's werelds end,
Der heem'len stem niet hoort.
Hun evenredigheid
Heeft zich zo wijd verspreid,
Hun rede klinkt zo krachtig,
Dat z' al, wat d' aard' bewoont,
Het merk eens Scheppers toont,
Zo gunstrijk als almachtig. 

Vers 3
God heeft voor 't grote licht,
De zon, een tent gesticht,
Van waar z' in 't blinkend kleed,
En met een blij gelaat,
Gelijk een bruigom gaat,
Die uit zijn slaapzaal treedt.
Z' is vrolijk, als een held,
Die in 't bestemde veld
Zijn vuur en vaart doet blijken;
Zij heeft haar zwaai en spoor
Den gansen hemel door;
Niets kan haar gloed ontwijken. 

Vers 4
Des HEEREN wet nochtans
Verspreidt volmaakter glans,
Dewijl zij 't hart bekeert.
't Is Gods getuigenis,
Dat eeuwig zeker is,
En slechten wijsheid leert.
Wat Gods bevel ons zegt,
Vertoont ons 't heiligst recht,
En kan geen kwaad gedogen.
Zijn wil, die 't hart verheugt,
Eist zuiverheid en deugd,
Verlicht de duist're ogen. 

Vers 5
Des HEEREN vrees is rein;
Zij opent een fontein
Van heil, dat nooit vergaat.
Zijn dierb're leer verspreidt
Een straal van billijkheid,
Daar z' all' onwaarheid haat.
Z' is 't mensdom meerder waard,
Dan 't fijnste goud op aard';
Niets kan haar glans verdoven;
Zij streeft in heilzaam zoet,
Tot streling van 't gemoed,
Den honig ver te boven. 

Vers 6
Dus krijg ik van mijn plicht,
O God een klaar bericht.
Wat is 't vooruitzicht schoon!
Hij, die op U vertrouwt,
Uw wetten onderhoudt,
Vindt daarin groten loon.
Maar, HEER, wie is de man,
Die op 't nauwkeurigst kan
Zijn dwalingen doorgronden?
O bron van 't hoogste goed,
Was, reinig mijn gemoed
Van mijn verborgen zonden. 

Vers 7
Weerhoud, o HEER, Uw knecht,
Dat hij zijn hart niet hecht,
Aan dwaze hovaardij.
Heerst die in mij niet meer,
Dan leef ik tot Uw eer,
Van grote zonden vrij.
Laat U mijn tong en mond,
En 's harten diepsten grond,
Toch welbehaaglijk wezen.
O HEER, die mij verblijdt,
Mijn rots en losser zijt,
Dan heb ik niets te vrezen. 

Samenzang Psalm 19  Tekst en beeld Psalm 19

Psalm 19 zingen

Psalm 19 en jij 

SV | HSV | KJV | FR | DU | AFR | ESP

Psalm 19

1 To the chief Musician, A Psalm of David.
The heavens declare the glory of God; and the firmament sheweth his handywork.

2 Day unto day uttereth speech, and night unto night sheweth knowledge.

3 [There is] no speech nor language, [where] their voice is not heard.

4 Their line is gone out through all the earth, and their words to the end of the world. In them hath he set a tabernacle for the sun,

5 Which [is] as a bridegroom coming out of his chamber, [and] rejoiceth as a strong man to run a race.

6 His going forth [is] from the end of the heaven, and his circuit unto the ends of it: and there is nothing hid from the heat thereof.

7 The law of the LORD [is] perfect, converting the soul: the testimony of the LORD [is] sure, making wise the simple.

8 The statutes of the LORD [are] right, rejoicing the heart: the commandment of the LORD [is] pure, enlightening the eyes.

9 The fear of the LORD [is] clean, enduring for ever: the judgments of the LORD [are] true [and] righteous altogether.

10 More to be desired [are they] than gold, yea, than much fine gold: sweeter also than honey and the honeycomb.

11 Moreover by them is thy servant warned: [and] in keeping of them [there is] great reward.

12 Who can understand [his] errors? cleanse thou me from secret [faults].

13 Keep back thy servant also from presumptuous [sins]; let them not have dominion over me: then shall I be upright, and I shall be innocent from the great transgression.

14 Let the words of my mouth, and the meditation of my heart, be acceptable in thy sight, O LORD, my strength, and my redeemer.