Psalm 96
Vers 1
Zingt, zingt een nieuw gezang den HEERE;
Zing, aarde, zing dien God ter ere;
Looft 's HEEREN naam met hart en mond;
Vermeldt Zijn heil op 't wereldrond;
Dat dag aan dag Zijn roem vermeêre.
Vers 2
Nu moet uw tong de heid'nen noden;
Meldt allen volken Zijn geboden;
Vertelt Zijn wond'ren en Zijn eer;
Groot en prijswaardig is de HEER,
En vrees'lijk boven al de goden.
Vers 3
Al d' afgoôn zijn slechts ijdelheden;
Maar God, die van ons wordt beleden,
Is 't, die de heem'len heeft gesticht;
En voor Zijn Godd'lijk aangezicht
Zet eer met majesteit haar treden.
Vers 4
Hoe blinkt het alles door vertoning
Van sterkt' en sieraad in Zijn woning!
Geef dan, o allerlei geslacht,
Den roem van heerlijkheid en kracht
Aan Isrels groten God en Koning.
Vers 5
Geeft d' eer aan 't eeuwig Opperwezen;
Zijn naam wordt nooit genoeg geprezen;
Verheft Zijn deugden, blij te moê;
Brengt in Zijn huis Hem offer toe,
Hem, Die de volken moeten vrezen.
Vers 6
Aanbidt Hem need'rig al uw leven,
Hem, die, in 't heiligdom verheven,
Een Godd'lijk licht van zich verspreidt;
Leer, aarde, voor Zijn majesteit,
Leer voor Zijn aangezichte beven.
Vers 7
Zegt, om de heid'nen te verlichten:
"De HEER regeert, die d' aard' wou stichten;
Dies zij, bevestigd t' allen stond,
Nooit wank'len zal op haren grond;
Hij zal naar 't recht de volken richten".
Vers 8
Dat zich de hemelen verblijden;
Verheugd zij d' aard' aan alle zijden;
Verheugd de volheid van de zee;
Het veld spring' op met al het vee,
En 't woud moet juichend God belijden.
Vers 9
't Juich' al voor 't aangezicht des HEEREN:
Hij komt, die d' aarde zal regeren
En richten, vol van majesteit;
De wereld zal gerechtigheid,
Het mensdom Zijne waarheid eren.
SV | HSV | KJV | FR | DU | AFR | ESP
Psalm 96
1 Sing tot eer van die HERE 'n nuwe lied; sing voor die HERE, o ganse aarde!
2 Sing tot eer van die HERE, loof sy Naam, verkondig sy heil van dag tot dag.
3 Vertel onder die nasies sy eer, onder al die volke sy wonders.
4 Want die HERE is groot en baie lofwaardig; Hy is gedug bo al die gode.
5 Want al die gode van die volke is afgode, maar die HERE het die hemele gemaak.
6 Majesteit en heerlikheid is voor sy aangesig, sterkte en sieraad in sy heiligdom.
7 Gee aan die HERE, o geslagte van die volke, gee aan die HERE eer en sterkte.
8 Gee aan die HERE die eer van sy Naam, bring offers en kom in sy voorhowe.
9 Aanbid die HERE in heilige gewaad; beef voor sy aangesig, o ganse aarde!
10 Sê onder die volke: Die HERE is Koning! Ook staan die wêreld vas, sodat dit nie wankel nie. Hy sal die volke regverdig oordeel.
11 Laat die hemele bly wees en die aarde juig; laat die see en sy volheid bruis.
12 Laat die veld juig en al wat daarin is; dan sal al die bome van die bos jubel
13 voor die aangesig van die HERE; want Hy kom, want Hy kom om die aarde te oordeel; Hy sal die wêreld oordeel in geregtigheid en die volke in sy trou.