Kinderen (van Godsvruchtigen)
Psalm 25 : 6
Wie heeft lust den HEER te vrezen,
't Allerhoogst en eeuwig goed?
God zal Zelf zijn Leidsman wezen;
Leren, hoe hij wand'len moet.
't Goed, dat nimmermeer vergaat,
Zal hij ongestoord verwerven,
En zijn Godgeheiligd zaad
Zal 't gezegend aard'rijk erven.
Samenzang Psalm 25 Tekst en beeld Psalm 25
Gekoppelde kernwoorden
Geloofsbelijdenis - belijdenis doen
Kerkdienst (Bij het begin van de -)
Kinderen van godsvruchtigen / gelovigen
Kinderen van Godsvruchtigen worden in de Bijbel gezien als erfgenamen van de geestelijke erfenis van hun ouders. In de psalmen en spreuken wordt herhaaldelijk benadrukt dat de godsvrucht en trouw van ouders zegen brengt voor de komende generaties. Psalm 103:17 zegt: "Maar de goedertierenheid van de HEER is van eeuwigheid en tot eeuwigheid over wie Hem vrezen, en Zijn gerechtigheid over de kinderen van de kinderen." Dit vers laat zien dat Gods liefde en trouw zich uitstrekken tot de kinderen van degenen die Hem vrezen en Hem met hun leven dienen.
In de Heidelbergse Catechismus (Zondag 27) wordt besproken hoe kinderen ook door het verbond in de genade van God worden opgenomen. Dit benadrukt dat de kinderen van gelovigen vanaf het begin worden omringd door Gods zegen en genade, en worden opgeroepen om zelf te groeien in geloof en godsvrucht.
De Nederlandse Geloofsbelijdenis (Artikel 34) onderstreept deze gedachte door te stellen dat de kinderen van gelovigen tot Gods verbond behoren. Ze worden vanaf jonge leeftijd meegenomen in de geloofsgemeenschap, onderwezen in Gods wegen en opgevoed om God lief te hebben en te vrezen. Dit toont aan dat het christelijk geloof het belang benadrukt van een godvruchtige opvoeding, waarin de gelovigen hun kinderen onderwijzen en bidden dat zij zelf tot een levend geloof komen en hun erfdeel in Christus omarmen.