123456789101112131415161718192021222324252627282930313233343536373839404142434445464748495051525354555657585960616263646566676869707172737475767778798081828384858687888990919293949596979899100101102103104105106107108109110111112113114115116117118119120121122123124125126127128129130131132133134135136137138139140141142143144145146147148149150TGLvMLvZLvSGdHTABvPMZAZEgD
Lofzang van Simeon
Vers 1
Zo laat Gij, HEER, Uw knecht,
Naar 't woord, hem toegezegd,
Thans henengaan in vrede;
Nu hij Uw zaligheid,
Zo lang door hem verbeid,
Gezien heeft op zijn bede.
Vers 2
Een licht, zo groot, zo schoon,
Gedaald van 's hemels troon,
Straalt volk bij volk in d' ogen;
Terwijl 't het blind gezicht
Van 't heidendom verlicht,
En Isrel zal verhogen.