G

G' omringt mijn gaan en liggen, Gij,
G' Onthoudt, o HEER, dan Uw barmhartigheên,
Gaat niet de mens, als in een beeld, daarheen,
Gaat tot Zijn poorten in met lof,
Gans anders is 't met hem, die 't kwaad bemint;
Gans Gilead behoort aan mij;
Gans Moab buigt zich dienstbaar neer,
Gans Sion was verheugd,
Gedenk aan David, aan zijn leed;
Gedenk aan 't woord, gesproken tot Uw knecht,
Gedenk den smaad, dien elk van Uwe knechten lijdt,
Gedenk niet meer aan 't kwaad, dat wij bedreven;
Gedenk, o HEER, gedenk aan d' Edomieten,
Gedenk, o HEER, hoe zwak ik ben, hoe kort van duur;
Gedenkt en viert, met vee en magen,
Geduchte God, hoor mijn gebeden;
Geef dat mijn oog het goed' aanschouw',
Geef Gij ons hulp in tegenheên;
Geef heden ons ons daag'lijks brood;
Geef ons genâ, geef ons genâ, o HEER,
Geef 't wild gediert', dat niets in 't woên ontziet,
Geef, HEER, den goeden Uwen zegen;
Geef, HEER, den Koning Uwe rechten,
Geef, HEER, opdat van angst en strijd
Geeft d' eer aan 't eeuwig Opperwezen;
Geeft dan eeuwig' eer
Geeft den God des hemels eer;
Geen aardse macht begeren wij,
Geen ding geschiedt er ooit gewisser,
Geen druk beschaamt hun hoop in bange tijden;
Geen geval, geen zorg, geen list,
Geen ijd'le zorg doe u van 't heilspoor dwalen;
Geen kwaad gerucht zal hem ontzetten,
Geen leeuw is heter op de jacht;
Geen onheil zal de stad verstoren,
Geen vader sloeg met groter mededogen
Geheiligd word' Uw naam; ai, geef,
Geleid door 's HEEREN alvermogen,
Gelijk de pijlen in de hand
Gelijk een duif, door 't zilverwit,
Gelijk een sprinkhaan, omgedreven,
Gelijk het gras is ons kortstondig leven,
Gelijk 't gebergt', dat, hoog gerezen,
Gelijk zich die niet laat bezweren,
Geloofd zij God met diepst ontzag!
Geloofd zij God, Die Zijn genade
Geloofd zij God, wiens open oren
Geloofd zij Isrels grote God.
Gemene lieden immers zijn
Gena, o God, bescherm mij door Uw hand;
Genâ, o God, genâ, hoor mijn gebed;
Genâ, o God, genâ, hoor mijn gebeên;
Genaak, genaak in gunste tot mijn ziel;
Gerechtigheid en recht heb ik gedaan;
Getrouwe God, de heid'nen zijn gekomen;
Getrouwe HEER, Gij wilt mijn goed, mijn God,
Gewis, Gij zult, all' eeuwen door,
Gewis, hoe hoog de nood mag gaan,
Gezegend zij de grote Koning,
Gezegend zij de HEER, die t' allen tijde
Gij bozen, wijkt, opdat ik steeds 't gebod
Gij deedt hem wel, een weinig tijds, beneden
Gij deedt mij veel benauwdheid smaken
Gij doet ons bevend rugwaarts wijken,
Gij doet ons tot een spreekwoord strekken
Gij geeft hem, wijd en zijd in alle landen,
Gij geeft, dat d' uitgang van den morgen
Gij grieft mij door uw schamp're woorden,
Gij hebt èn metgezel èn vrind,
Gij hebt m' in 't hart meer vreugd gegeven,
Gij hebt mij in den kuil gelegd,
Gij hebt mij uit den twist des volks verheven,
Gij hebt mij van mijn kindse dagen
Gij hebt mij, HEER, met kracht omgord tot strijden;
Gij hebt mijn gans gestel doorgrond,
Gij hebt mijn weeklacht en geschrei
Gij hebt mijn ziel beveiligd voor den dood;
Gij hebt Uw land, o HEER, die gunst betoond,
Gij hebt Uw troon van eeuwigheid gegrond.
Gij hebt Uw volk een harde zaak
Gij hebt van acht'ren mij bezet;
Gij hebt veel goeds bij Uwen knecht gedaan;
Gij hebt weleer van hem, dien Gij geheiligd hadt,
Gij hebt, o HEER, in 't dood'lijkst tijdsgewricht
Gij hebt, wijl niets Uw oog weerhoudt,
Gij immers, HEER, Gij zijt het, door Wiens macht
Gij koninkrijken, zingt Gods lof;
Gij maakt eerlang mij 't levenspad bekend,
Gij overstroomt het mensdom; zijn vermogen
Gij 's HEEREN knechten, looft den HEER;
Gij scheldt en straft vervloekte hovaardij,
Gij schiept het barre noord' en 't zoele zuiden saâm;
Gij scholdt de heid'nen keer op keer;
Gij spleet weleer de Schelfzee door Uw kracht;
Gij spot vergeefs, beschimpende den raad
Gij temt de woeste zee, zij luistert naar Uw wil;
Gij toch, Gij zijt hun roem, de kracht van hunne kracht;
Gij toetstet mij bij dag en nacht;
Gij volk, uit Abraham gesproten,
Gij vondt in ons een welbehagen;
Gij weet, o God, hoe 'k zwerven moet op aard';
Gij zalft mijn hoofd; Gij doet mijn blijdschap groeien,
Gij zelf, o God, die, uit Uw woning,
Gij zijt alleen (wat zou ik vrezen?)
Gij zijt mij, HEER, ter schuilplaats in gevaren;
Gij zijt mijn God, U zal ik loven,
Gij zijt volmaakt, Gij zijt rechtvaardig, HEER;
Gij zijt, o HEER, van d' allervroegste jaren
"Gij zit, gij spreekt van uwen broeder kwaad;
Gij zoldert in de waat'ren Uwen troon;
Gij zult aan d' een en d' and're hand,
Gij zult met luister mij omringen,
Gij zult niet doodslaan, noch u wreken.
Gij zult nieuwe dagen voegen,
Gij zult nochtans het leven derven,
Gij zult opstaan, ons beschermen,
Gij zult uw ouders need'rig eren,
Gij zult uw volk een schuilplaats wezen;
Gij zult Uw volk, in bange tegenspoeden,
Gij, die geducht zijt in vermogen,
Gij, die God vreest, gij allen prijst den HEER;
Gij, die hem gunstig hebt gered,
Gij, evenwel, Gij blijft dezelfd', o HEER;
Gij, HEER, Gij zet den bozen palen,
Gij, HEER, verdelgt den leugenspreker.
Gij, hemel, aard' en zee, vermeldt Gods lof;
Gij, met hen begaan,
Gij, volken, hoort; waar g' in de wereld woont,
Gij, vrees'lijk zijt Gij in 't gericht;
"Gij," zal hij zeggen, "zijt mijn Vader en mijn God,
God baande door de woeste baren
God bracht na tegenheden
God breidd' een wolk uit, om Zijn scharen,
God deed Zijn volk met wisse treden,
God geeft den wijn, tot vreugd voor 't hart bereid,
God geeft Zijn gunstvolk moed en krachten;
God had hun, tot hun troost, gemeld,
God heb ik lief; want die getrouwe HEER
God heeft bij ons wat groots verricht;
God heeft de waap'nen aangegrepen,
God heeft voor 't grote licht,
God heerst als Opperheer;
God is bekend bij Juda's stam,
God is een toevlucht voor de Zijnen,
God is goed: looft Hem te zaâm
God is groot; ik weet dat Hij
God is mijn licht, mijn heil; wien zou ik vrezen?
God is op 't hoogst geducht in Zijner heil'gen raad,
God is 't verbroken hart,
God laat hen nooit in 's haters wreed vermogen;
God roeit hen uit, die 's vromen rust verstoren;
God schiep aan des hemels trans
God slaat een gram gezicht
God sprak, en deed den vorsten weten:
God stilt, alom, het orelogen;
God vaart, voor het oog,
God wil al 't vee steeds spijzen, laven;
God zal mij horen, en hen plagen,
God zal mijn hoofd nu boven 's vijands benden
God zal u voor Zijn wraak doen bukken,
God zal ze Zelf bevestigen en schragen,
God zal Zijn waarheid nimmer krenken,
God zij altoos op 't hoogst geprezen;
God zorgt, als 't leed genaakt,
God, de HEER, regeert;
God, die helpt in nood,
God, die het recht met kracht verdedigt, sloeg
God, die op 't recht Zijn troon wil stichten,
God, die vrees'lijk is en groot,
Gods macht verbreekt den arm der goddelozen,
Gods offers zijn een gans verbroken geest,
Gods rechterhand is hoog verheven;
Gods verborgen omgang vinden
Gods vriend'lijk aangezicht,
Gods wagens, boven 't luchtig zwerk,
Gods Woord houdt stand in eeuwigheid
Gods wraak ontwaakt, en trekt de trotsen tegen:
Gord, gord, o Held, uw zwaard aan uwe zijde,
Groot en eeuwig Opperwezen,
Gun leven aan mijn ziel, dan looft mijn mond