U
U alleen, U loven wij;
U heeft de HEER, Wien 't nooit berouwt, gezworen:
U mag men zalig heten,
U smeekten zij, van mensenhulp ontbloot,
Uit diepten van ellenden
Uit Sion zal de HEER Uw schepter zenden,
Uit Zijn heiligdom,
Uitgeteerd door al mijn klachten
Uw aangezicht vertoon' aan Uwen knecht
Uw echtvriendin zal bloeien,
Uw God, o Isrel, heeft de kracht
Uw goedertierenheid,
Uw goedheid kroont de jaargetijen;
Uw goedheid, HEER, is groot en hemelhoog;
Uw goedheid, HEER, is hemelhoog;
Uw gunst is groot, zij is bestendig.
Uw gunst sterkt meer dan d' uitgezochtste spijzen;
Uw hand heeft mij gemaakt en toebereid;
Uw hand, o God, heeft veilig mij geleid,
Uw hart zal nimmer iets begeren
Uw heerschappij verduurt zelfs d' eeuwigheid;
Uw heiligdom is door het vuur verteerd;
Uw heilleer wordt door mij alom verbreid;
Uw hoop, Uw kudde woonde daar;
"Uw ijz'ren staf, die al hun macht verplet,
Uw koninkrijk koom' toch, o HEER!
Uw macht is groot, Uw trouw zal nooit vergaan;
Uw mogendheid heeft sterkte willen gronden
Uw oppermacht, die wij ootmoedig eren,
Uw pijlen, fel van uwen boog gedreven,
Uw sterke hand heeft 's Leviathans woên
Uw sterke hand zal onverwacht
Uw strenge geselroe - de,
Uw tong, die toelegt om te schaden,
Uw vijand heeft, ter plaatse van 't gebed,
Uw volk zal op Uw heirdag tot het strijden
Uw wil geschied', Uw wil alleen,
Uw wonderkracht heeft, in den morgenstond
Uw woord is mij een lamp voor mijnen voet,
Uwer knechten trouwe zonen