M
Maak Uwe weldaân wonderbaar,
Maak z' als dat gras, waarmee de maaier nooit,
Maar (blij vooruitzicht, dat mij streelt!)
Maar die nu hulp'loos kermen,
Maar, HEER, Gij zijt veel sterker dan 't geweld
Maar, in dit smartelijk verdriet,
Maar, Israël, vertrouw gij op den HEER;
Men denkt niet meer aan hun verleden staat,
Men heeft ons wreed vanéén gereten,
Men telt veeleer de haren van mijn hoofd,
Men ziet u blij, in statelijke reien,
Mijn beê, met opgeheven handen,
Mijn God, Gij hebt Uw wond'ren groot gemaakt;
Mijn God, U zal ik eeuwig loven,
Mijn hart zegt mij, o HEER ,van Uwentwegen:
Mijn vijand, dorstig naar mijn bloed,
Mijn ziel bepeinst Uw wonderdaân,
Mijn ziel verheft Gods eer;
Mijn ziel, herdenk met heilig beven,















