H
Heb ik mijn ziel niet stil gezet,
HEER, ik voel mijn krachten wijken
Heilig zijn, o God, Uw wegen;
Het briesend paard moet eind'lijk sneven,
Het donker bos weergalmt op 't hees geschreeuw
Het nuttig vee en 't roofziek bosgediert',
Het vogeltje vindt schuilplaats in hun loof,
Hij heeft een diepen kuil doen delven,
Hij zendt op aarde Zijn bevelen;
Hij, die op Gods bescherming wacht,
Hoe dierbaar zijn m' Uw wonderdaân!
Hoe kleeft mijn ziel aan 't stof! Ai, zie mijn nood;
Hoe lang zal ik, door tegenheên,
Hoe lang, o HEER, mijn toeverlaat,
Hoe lang, o wreedaards, zoekt gij dan
Hoe lief heb ik Uw wet! Het is mijn doel,
Hoe lief'lijk, hoe vol heilgenot,
Hoed mijn ziel, en red z' uit noden;
Houdt dan uw tong in toom;
Hun zwaard deed hen dit land niet erven;















