De Wet - gebod 10 - begeren
Psalm 17 : 7
Red mij van hen, die 't ruim genot
Der wereld voor hun heilgoed achten;
Geen deel, dan in dit leven, wachten,
En maken van den buik hun god;
Van hen, die weelde, schatten, staten,
Hoe rijk, hoe uitgebreid, hoe groot,
Verliezen moeten met den dood,
En hunnen kind'ren overlaten.
Samenzang Psalm 17 Tekst en beeld Psalm 17
Gekoppelde kernwoorden
Gebed (om vrij te zijn van wereldsgezindheid)
De Wet – gebod 10 – begeren
Het tiende gebod luidt: “U zult niet begeren.” Het staat in Exodus 20:17 en Deuteronomium 5:21 en verbiedt het innerlijk verlangen naar wat God aan een ander gegeven heeft: diens huis, vrouw, bezit of enig ander goed. Anders dan de voorgaande geboden, richt dit gebod zich niet op de daad, maar op het hart. Het tiende gebod openbaart daarmee dat Gods wet geestelijk is: het oordeelt niet alleen wat wij doen, maar ook wat wij denken en verlangen.
Bijbelse achtergrond
Formulering van het gebod:
Exodus 20:17: “U zult niet begeren het huis van uw naaste; u zult niet begeren de vrouw van uw naaste, noch zijn dienaar, noch zijn dienares, zijn rund, zijn ezel, noch iets wat van uw naaste is.”
Begeren leidt tot zonde:
Jakobus 1:14-15: “Maar ieder mens wordt verzocht, als hij door zijn eigen begeerte wordt meegesleurd en verlokt.”
Romeinen 7:7-8: “Ik zou de zonde niet hebben gekend dan door de wet. Want ook het begeren zou ik niet hebben geweten, als de wet niet zei: U zult niet begeren.”
Gereformeerde traditie
De gereformeerde leer ziet het tiende gebod als een diepe spiegel van het hart:
De Heidelberger Catechismus (Zondag 44) leert dat zelfs de kleinste begeerte tegen Gods wil zonde is en dat dit gebod ons leert onze verdorven aard te kennen, en tot Christus te vluchten.
De Nederlandse Geloofsbelijdenis (Art. 15) erkent de erfzonde die in het diepst van ons hart woont, ook na wedergeboorte.
Wat zeggen Matthew Henry en Kohlbrugge?
Matthew Henry schrijft dat dit gebod laat zien hoe heilig en diepgaand Gods wet is: “God ziet niet alleen de hand, maar ook het hart. De wortel van veel kwaad ligt in een begeerte.”
Kohlbrugge benadrukt dat niemand dit gebod volkomen kan houden en dat het ons drijft tot het belijden: “Ik ellendig mens, wie zal mij verlossen?” Alleen in Christus is bevrijding van het begeren te vinden. “Hij verlangde alleen naar de wil van de Vader — en zo is Hij onze gerechtigheid geworden”.
Geestelijke betekenis
Gods wet is geestelijk en volmaakt:
Het tiende gebod laat zien dat God niet slechts de buitenkant beoordeelt, maar het innerlijk: motieven, gedachten en drijfveren.
Het hart is de oorsprong van alle kwaad:
Begeren is de kiem waaruit zonde groeit. Zonder inwendige reiniging is ware gehoorzaamheid onmogelijk.
Het roept om genade en vernieuwing:
Dit gebod drijft tot Christus, Die de Wet vervuld heeft en ons een nieuw hart wil geven (Ezechiël 36:26).
Praktische toepassing
Onderzoek uw verlangens: Vraag uzelf af waar uw hart naar uitgaat. Is het naar Gods wil of naar wat u niet gegeven is?
Leef in dankbaarheid: Begeerte ontstaat vaak uit ontevredenheid. Dankbaarheid stilt het hart.
Bid om reinheid van hart: Vraag de Heilige Geest om uw verlangens te vernieuwen.
Zie op Christus: Hij was zonder zonde, ook in Zijn verlangens. In Hem is vergeving en vernieuwing.
Conclusie
Het tiende gebod – “U zult niet begeren” – maakt duidelijk dat de zonde diep in ons binnenste zit. Geen mens kan zichzelf daarvan reinigen. Maar waar het begeren ons veroordeelt, wijst het ook naar Christus, Die volkomen rein en gehoorzaam was in hart en wil. In Hem is genade voor begerende harten, en door Zijn Geest wil Hij in ons werken: een hart dat niet verlangt naar het bezit van de ander, maar naar de wil van God. Zoals David bidt in Psalm 119:36: “Neig mijn hart tot Uw getuigenissen, en niet tot winstbejag.”





1.jpg)
.jpg)




