Advent: een intense periode
Auteur: Hans Alderliesten
Advent: een intense periode
Advent is een bijzondere periode in het jaar. Met Advent begint het kerkelijk jaar. Vol verwachting kijken we uit naar de komst van Christus. Hoewel voor de zoveelste keer, toch blijft de sfeer aanstekelijk. Oude verhalen over Zacharias, Maria, Simeon. Verhalen die bekend in de oren klinken, misschien zó bekend dat we ons nauwelijks meer laten verrassen.
De periode van de Advent is een drukke periode. Het jaar heeft haast zijn loop volbracht. Een eindsprint, nog even volhouden, bijna kerstvakantie. Afspraken en verplichtingen buitelen over elkaar heen. Voordat je het weet is het voorbij, voor je het weet is het Kerst, Nieuwjaar of half januari.
Vroege Kerk
Voor de Vroege Kerk was de Adventstijd een tijd van vasten, boete en berouw. De Vroege Kerk hield zich bezig met het mysterie van de menswording: hoe kan het dat God Mens werd en tegelijk God bleef? Waarschijnlijk ontstond echter pas in de vierde eeuw het gebruik om voorafgaand aan het Kerstfeest Advent te vieren (adventus, komst). Het woord Advent is een vertaling van de Griekse woorden epiphaneia (geboorte, verschijning) en parousia (verschijning, wederkomst). Evenals bij het Paasfeest werd een vastenperiode ingevoerd. Zo werd Advent een periode van inkeer, schuldbelijdenis en verwachting. Pas later nam de katholieke kerk de traditie over, onder paus Gregorius de Grote (590-604), en werden er vier zondagen aangewezen als zijnde adventszondagen.
Augustinus
Als Christus niet in je hart geboren is, is Zijn geboorte in Bethlehem tevergeefs, klinkt de kritische stem van kerkvader Augustinus. Augustinus wist wat het was om een volle agenda te hebben, druk te zijn, door onrust opgejaagd te worden. Hij kwam er ook achter hoe je tot rust kunt komen. Rusten, verlangen, wachten zijn woorden die we associëren met Advent. Augustinus zou er iets aan toevoegen: belijden en prijzen. Dat de hoge God de gestalte van een klein kind aannam, dat is iets om dankbaar voor te zijn en om je diep voor te schamen. Hij kwam naar ons omdat wij niet naar Hem kwamen. Hij bukte omdat wij ons groot maakten. Zo kwam Hij in kleinheid nabij, wat een wonder!
In Advent met Augustinus leren we de kerkvader kennen als bisschop van Hippo Regius, maar ook als mens. Of, beter gezegd: als zondaar. Hij wist wat het was om je schuldig te voelen. Hij maakte kennis met Gods opzoekende genade. Hij wist dat het geen zin heeft om je beter voor te doen. En dat de drukte om ons heen en de drukte van je eigen hart je vaak afleiden van waar het écht om gaat. In dit boekje komt Augustinus naast je zitten. Uit een ver verleden klinken actuele vragen. ‘Voor je staat een bisschop, naast je zit een christen.’ Met Augustinus werpen we een blik in de kribbe.
Het Woord is vlees geworden; als Augustinus daaraan denkt, raakt hij niet uitgeschreven. Een lofzang op Christus, tegelijk een boetepsalm over ons tekort. Zo krijgen we zonde en genade, licht en duisternis, dood en leven, helder in het vizier. Gods Zoon, een Baby. Herders en wijzen, de geboorte van de kerk. Maria en Jozef, toonbeelden van godsvrucht en vroomheid. Geboorte en wedergeboorte. Het is Advent geweest en nog altijd Advent: wij leven in de verwachting van Christus’ tweede komst. De dualiteit is herkenbaar en wekt ons verlangen op: ‘Vervul o Heiland, het verlangen, waarmee mijn hart Uw komst verbeidt.’
i Leeswijzer
- De Adventsperiode bestrijkt een periode van vier weken. Voor elke dag biedt dit boekje een gedeelte om te overdenken. Dit zijn samengestelde fragmenten uit preken en geschriften van Augustinus, aangevuld met citaten en gezangen. Hier en daar wordt Augustinus’ leven toegelicht en nader ingegaan op zijn betekenis voor kerk en wereld.
- De weken zijn thematisch samengesteld. Het weekthema wordt toegelicht en gerelateerd aan Augustinus’ oeuvre.
- De gebeden, gedachten en gezangen aan het einde van elke dag willen uitdagen tot reflectie en meditatie.
- Boven de dagen staat een kort stukje uit de Bijbel; hierbij is gebruikgemaakt van de Herziene Statenvertaling.
Week 1: Belijden en berouw
Voor de Vroege Kerk was de Adventstijd een tijd van boete en berouw. Bij de geboorte van Christus klinkt ‘Gloria, in excelsis Deo’, in het besef dat Hij móest komen om ons, in Augustinus’ termen, van ziekten en zonden te bevrijden. Voor Augustinus is hoogmoed de voornaamste zonde; wij maken ons groter dan we zijn. Met Kerst vernedert God Zich. Hij wordt klein, terwijl Hij groot is. Zo maakt Hij ons, die klein zijn, groot. Christus verlost ons van deze ziekte van de hoogmoed: Hij vergeeft en verlost van ongerechtigheid en zonde.
Christus kwam als de innerlijke Geneesheer. Augustinus houdt ziekte en zonde dicht bij elkaar, zeker in overdrachtelijke zin, waarbij hoogmoed onze ongeneselijke kwaal is. In Augustinus’ oeuvre komt vaak het zogenaamde Christus-Medicusmotief aan de orde. Christus stelt als Arts de juiste diagnose, legt de vinger op de zere plek, schrijft de goede behandeling voor. Hij geneest en redt.
Om dicht bij ons ziekbed te komen, vernederde Jezus Christus Zich tot het aannemen van een sterfelijk lichaam en zette Zich aan de kant van de zieke. In zijn Confessiones laat Augustinus zich in de ziel kijken: ‘In de laagten van de Schepping heeft Christus Zich uit onze leemgrond een nederig huis gebouwd om daarmee degenen die onderwerping behoefden neer te halen van hun eigen hoogte en naar Zich toe te trekken.’ (Confessiones 7, 18, 24) Met Kerst zien we herders en magiërs komen. Ze knielen bij de kribbe neer. Knielen. Alleen wie bukt, kan Hem zien. God is al klein, zegt Augustinus ergens, nu wij nog.
Augustinus heeft veel aan de Psalmen gehad. De Confessiones zijn doorspekt met citaten uit de Psalmen – soms rijgt hij uit verschillende psalmen verzen aaneen tot een gebed. Confessio heeft in het Latijn twee betekenissen. In de eerste plaats boetedoening: uitspreken van wat niet goed is, belijden van wat zijn doel mist in ons leven. Anderzijds lofprijzing: God erkennen als Heere en Koning, als schepsel de Schepper de verschuldigde hulde en lof toebrengen.
Als Augustinus op zijn sterfbed ligt, vraagt hij een broeder om op een papier aan de muur de boetepsalmen te bevestigen. Zonder boetedoening kan een mens het aardse leven niet verlaten. Wat we zijn, hebben we ontvangen en wat we niet zijn, zijn we schuldig. Schuldig voor God, dat kan de enige conclusie zijn als we naar onszelf kijken. ‘Ik bekend’ o HEER’, aan U oprecht mijn zonden.’ Toch mogen we daar niet in blijven steken: er is ook genade, vrijheid en blijdschap voor wie in Christus geborgen zijn. ‘Toen vergaaft Gij mijn zonde, mijn schuld.’
Wanneer we ons voorbereiden op de komst van Christus en nadenken over de betekenis en noodzaak van Zijn komst, dan kan het niet anders of we vinden weerklank in hoe Augustinus, de doctor gratiae bij uitstek, naar zichzelf en naar God keek. Verloren. Gevonden. Genade. Dat is waar we deze week bij stil zullen staan.
Reflectievragen
- Hoe bereid jij je voor op het Kerstfeest?
- Hoe kun je deze week ruimte geven aan belijden, berouw en lofprijzing?
- Welke rol spelen de Psalmen in jouw geloofsleven?
Zondag: De Onsterfelijke werd sterfelijk
Laat daarom die gezindheid in u zijn die ook in Christus Jezus was, Die, terwijl Hij in de gestalte van God was, het niet als roof beschouwd heeft aan God gelijk te zijn, maar Zichzelf ontledigd heeft door de gestalte van een slaaf aan te nemen en aan de mensen gelijk te worden. En in gedaante als een mens bevonden, heeft Hij Zichzelf vernederd en is gehoorzaam geworden, tot de dood, ja, tot de kruisdood.
Filippenzen 2:5-8
God heeft Zich over ons mensen ontfermd. Uit barmhartigheid voor ons werd Jezus Christus, Gods eigen en enige Zoon, de Mensenzoon. Hij deed dat om ons, die van nature zondaren zijn, door Zijn genade tot kinderen van God te maken.
Hij werd mens, maar bleef toch Dezelfde. Hij nam onze natuur aan om daarin ons aan te nemen. Hij bleef God, maar kreeg deel aan onze zwakheid.
Door Hem, de Onsterfelijke en Rechtvaardige, kunnen wij onze sterfelijkheid en zondigheid kwijtraken. Wie in Hem gelooft, ontvangt Zijn onsterfelijkheid en rechtvaardigheid.
Gods genade zien we het meest schitteren in de gave van Zijn Zoon. Hij, de Onveranderlijke van eeuwigheid, bekleedde Zich met de menselijke natuur. Aan de mens, gevallen in zonde, schonk Hij Zijn liefde, goedheid en genade, door bemiddeling van een Mens. God werd Mens, ik denk dat niemand ooit zal bevatten hoe groots dat is.
Christus is de Weg waarlangs zondaren als wij tot God kunnen komen. De mens was ver van God verwijderd, maar Christus kwam om hen te redden. Hij, de Onsterfelijke, voor de sterfelijken; Hij, de Rechtvaardige, voor de onrechtvaardigen; Hij, de Gelukzalige, voor ons, rampzaligen.
Gebed
Heere, mijn God, sla acht op mijn gebed. Zie in Uw barmhartigheid naar mij om. Geef mij iets om U aan te bieden, want ik ben arm. U bent rijk voor allen die U aanroepen. U hebt Zelf geen zorgen, maar maakt Zich zorgen over ons. Zie mij aan en erbarm U!
Bestellen
U kunt het boek bestellen via de volgende link: Advent met Augustinus