Nederlandse Geloofsbelijdenis
Artikel 1112
VAN DE SCHEPPING ALLER DINGEN EN MET NAME DER ENGELEN
Wij geloven dat de Vader door Zijn Woord, dat is door Zijn Zoon, den hemel, de aarde en alle schepselen uit niet heeft geschapen, wanneer het Hem heeft goedgedacht, aan een iegelijk schepsel zijn wezen, gestalte en gedaante, en onderscheidene ambten gevende, om zijn Schepper te dienen.
Dat Hij ze ook nu alle onderhoudt en regeert naar Zijn eeuwige voorzienigheid en door Zijn oneindige kracht, om den mens te dienen, teneinde de mens zijn God diene.
Hij heeft ook de engelen goed geschapen, om Zijn zendboden te zijn en Zijn uitverkorenen te dienen; van welke sommigen van die uitnemendheid, in dewelke hen God geschapen had, in het eeuwig verderf vervallen zijn, en de anderen door de genade Gods in hun eersten staat volhard hebben en staande gebleven zijn.
De duivelen en boze geesten zijn alzo verdorven, dat zij vijanden Gods en alles goeds zijn; naar al hun vermogen als moordenaars loerende op de Kerk en een ieder lidmaat van die, om alles te verderven en te verwoesten door hun bedriegerijen; en zijn daarom door hun eigen boosheid veroordeeld tot de eeuwige verdoemenis, dagelijks verwachtende hun schrikkelijke pijnigingen.
Zo verwerpen en verfoeien wij dan hierin de dwaling der sadduceeën, welke loochenen dat er geesten en engelen zijn; en ook de dwaling der manicheeën, die zeggen dat de duivelen hun oorsprong uit zichzelven hebben, zijnde uit hun eigen natuur kwaad, zonder dat zij verdorven zijn geworden.
Gekoppelde kernwoorden:
• Engel / engelen
• Schepper en Schepping
• Voorzienigheid