Nederlandse Geloofsbelijdenis
Artikel 1113
VAN DE VOORZIENIGHEID GODS EN REGERING ALLER DINGEN
Wij geloven dat die goede God, nadat Hij alle dingen geschapen had, deze niet heeft laten varen, noch aan het geval of de fortuin overgegeven, maar ze naar Zijn heiligen wil alzo stiert en regeert, dat in deze wereld niets geschiedt zonder Zijn ordinantie; hoewel nochtans God noch auteur is, noch schuld heeft van de zonde die er geschiedt. Want Zijn macht en goedheid is zo groot en onbegrijpelijk, dat Hij zeer wel en rechtvaardiglijk Zijn werk beschikt en doet, ook wanneer de duivelen en goddelozen onrechtvaardiglijk handelen.
En aangaande hetgeen Hij doet boven het begrip des menselijken verstands, datzelve willen wij niet nieuwsgierig onderzoeken, meer dan ons begrip verdragen kan; maar wij aanbidden met alle ootmoedigheid en eerbied de rechtvaardige oordelen Gods, die ons verborgen zijn; ons tevreden houdende dat wij leerjongeren van Christus zijn, om alleen te leren hetgeen Hij ons aanwijst in Zijn Woord, zonder deze palen te overtreden.
Deze lering geeft ons een onuitsprekelijken troost, als wij door haar geleerd worden dat ons niets bijgeval overkomen kan, maar door de beschikking van onzen goedertieren hemelsen Vader, Die voor ons waakt met een Vaderlijke zorg, houdende alle schepselen onder Zijn heerschappij, alzo dat niet één haar van ons hoofd, (want die zijn alle geteld), ook niet één musje op de aarde vallen kan zonder den wil onzes Vaders.
Waarop wij ons verlaten, wetende dat Hij de duivelen in den toom houdt en al onze vijanden, die ons zonder Zijn toelating en wil niet schaden kunnen.
En hierin verwerpen wij de verdoemelijke dwaling der epicureeën, dewelke zeggen dat Zich God nergens mede bemoeit en alle dingen bijgeval laat geschieden.
Gekoppelde kernwoorden:
• Rechtvaardigheid van God
• Schepper en Schepping
• Troost van God