Catechismus vraag 56 uitleg: Wat gelooft gij van de vergeving der zonden?
Auteur: ds. W. Pieters
Vraag en antwoord 56 zijn aan de beurt. Het gaat daarin over een geschenk van God aan Zijn kerk (vraag en antwoord 54), die kan worden ontvangen in de gemeenschap der heiligen (vraag en antwoord 55). Wat voor een geschenk is het? De vergeving der zonden. Nog steeds is de Heidelbergse Catechismus bezig de Twaalf Artikelen of Apostolische Geloofsbelijdenis uit te leggen. Daarin zijn drie delen. Het eerste gaat over God de Vader en onze schepping (vragen en antwoorden 26-28); het tweede gaat over God de Zoon en onze verlossing (vragen en antwoorden 29-52); het derde en laatste deel gaat over God de Heilige Geest en onze heiligmaking. Na over de Heilige Geest te hebben geschreven, ging het over de kerk en de gemeenschap der heiligen; en het volgende artikel in de Apostolische Geloofsbelijdenis is: ik geloof de vergeving der zonden. Daarom lezen we in vraag 56:
Vraag: Wat gelooft gij van de vergeving der zonden"?
Antwoord: Dat God - om wille van de genoegdoening van Christus - al mijn zonden, ook mijn zondige aard - waarmee ik heel mijn leven lang te strijden heb - nimmermeer wil gedenken, maar mij uit genade de gerechtigheid van Christus wil schenken, opdat ik nimmermeer in Gods gericht kom.
Vergeving, wat is dat eigenlijk? In het Nederlands heeft het woord "vergeven" oorspronkelijk de betekenis "weggeven", "aan een ander geven". En dat is precies wat God doet, wanneer Hij zonden vergeeft. Dan geeft Hij de zonden van Zijn kind aan Zijn Zoon ... In het Hebreeuws, de taal waarin het Oude Testament is geschreven, staat voor vergeven het woord "optillen / dragen / wegdragen". En we denken aan de uitroep van Johannes de Doper in Johannes 1 vers 29, waar we lezen:
"Des anderen daags zag Johannes Jezus tot zich komen, en zei: "Zie het Lam Gods, Dat de zonde der wereld wegneemt!""
De Catechismus omschrijft vergeving met twee andere uitdrukkungen: niet gedenken; schenken. "Niet gedenken" heeft te maken met de zonde; en "schenken" heeft te maken met Christus' gehoorzaamheid of gerechtigheid. Deze twee horen bij elkaar. Vergeving of wegneming van zonden is niet alleen dat er nu geen zondeschuld meer op jou rust. Als het dat alleen was, kwam je er nog niet. Dan was het nog niet goed tussen God en jou. Er moet nog wat bij: de gerechtigheid van Christus.
Volgende keer ga ik in op die gerechtigheid en het gevolg daarvan. Nu op het niet meer of nooit meer gedenken. We beseffen wel dat God geen geheugengebrek heeft, wanneer Hij de zonden van Zijn volk niet meer gedenkt. Het gaat om: er niet meer op terug willen komen. Voorbeeld: wanneer een catechisant van mij zich zeer onheus en ergerlijk gedraagt, maar aan het eind van de les oprecht schuld belijdt en om vergeving vraagt, én wanneer ik het hem of haar ook echt vergeef, dan houdt dit natuurlijk niet in dat ik het gebeuren zomaar ben vergeten, dat ik aan plotseling geheugenverlies lijd; maar het betekent dat ik er (ook in mijn gedachten) niet meer op terug kom. Anders gezegd: ik laat mijn verhouding tot die catechisant(e) niet langer bepalen door dat ergerlijke gedrag van net. Ik behandel hem of haar ALSOF het niet gebeurd was. Toch kan het zijn dat ik disciplinaire maatregelen aankondig, en zeg: volgende week moet je maar niet meer naast die en die gaan zitten, want dan gaat het weer mis. Daarmee heb ik de vergeving of mijn vergevingsgezindheid niet teruggetrokken of ongedaan gemaakt. Vergeven is vergeven, onze verhouding is weer HELEMAAL goed; maar zonden kunnen konsekwenties hebben. Een voorbeeld van dat laatste vinden we in het leven van David. Nadat hij schuldverslagen schuld belijdt, vergeeft God het hem "van ganser harte", maar allerlei gevolgen komen er wel. Lees maar mee in II Samuël 12 vers 13-14:
"David zei tot Nathan: "Ik heb gezondigd tegen de HEERE!" En Nathan zei tot David: "De HEERE heeft ook uw zonde weggenomen, gij zult niet sterven. Nochtans, omdat gij door deze zaak de vijanden des HEEREN grotelijks hebt doen lasteren, zal ook de zoon die u geboren is, de dood sterven.""
Dit lezen we ook in Psalm 99 vers 8:
"O HEERE, Gij zijt hun geweest een vergevend God, hoewel wraak doende over hun daden."
Wanneer we werkelijk verdriet hebben over onze zonden, willen we alle gevolgen die erbij horen, wel dragen, zonder mopperen, als de verhouding tot God maar in orde komt. Over deze grote genadegave lezen we in het eerste stukje van antwoord 56 nog dat er een heel bijzondere reden is waarom God de zonden vergeeft, of niet meer gedenkt. En die reden is niet ons berouw, onze oprechte tranen of goede voornemens of goede werken, maar enkel en alleen de genoegdoening of betaling van Christus. Op grond van die betaling kan God al mijn zonden vergeven: Hij gaf ze immers aan Zijn Zoon Die volgens II Korinthiërs 5 vers 21 tot ZONDE is gemaakt en Die volgens Galaten 3 vers 13 een VLOEK is geworden. Wanneer wij samen nadenken over de vergeving der zonden, moet het natuurlijk niet een theoretische beschouwing blijven. Het gaat immers ook jou en mij aan! Ook wij hebben zonden. Heel veel zonden, heel erge zonden. En wanneer wij voor de grote Rechter van hemel en aarde moeten verschijnen op de oordeelsdag, met onvergeven zonden, dan zullen we van voor Zijn Aangezicht worden weggevaagd in de eeuwige wroeging ... Ken jij die vreugde, die hoogste vreugde, die meest blijde vreugde: vergeving der zonden: God, Die de zonden haat, heeft mij (de zondaar) lief; God, Die de zonden straft, heeft mij (de zondaar) tot Zijn kind aangenomen ...! Als laatste nog over die zondige aard. Daarmee wordt jouw boze neiging aangeduid. Deze neiging kan zich vertonen in genotzucht, zelfzucht, eerzucht, geldzucht, maar ook in godsdienst, vroomheid, wettischheid. In ieder geval is onze zondige aard die neiging in ons, die niet OP GOD is gericht, waarmee we niet GODS EER bedoelen, en (vooral): NIET VAN CHRISTUS' GENADE willen leven. De Catechismus merkt (als tussen neus en lippen) op, dat wij heel ons leven lang tegen die zondige begeerten, overwegingen, bedoelingen, gedachten, en neigingen moeten strijden. Waarom? Is dat een voorwaarde voor de vergevingsgezindheid van God? Absoluut niet. Is het dan een voorwaarde om Gods vergevende liefde te erváren? Zelfs dat niet. Maar het is een Evangelie-plicht, die we heel graag willen nakomen uit liefde tot onze gaarne vergevende God. Sommige mensen beginnen meteen te steigeren als ze het woord plicht lezen, vooral Evangelie-plicht, maar dat is heel niet nodig. De opstellers van de Heidelbergse Catechismus merken immers heel onbevangen op dat we het móeten doen: strijden tegen onze zondige aard; zoals Paulus schrijft in Kolossenzen 3 vers 5:
"Doodt dan uw leden, die op de aarde zijn, namelijk hoererij, onreinheid, schandelijke beweging, kwade begeer begeerlijkheid, en gierigheid."