De Catechismus van Genève vraag en antwoord 357 t/m 373, het rechte gebruik van het Heilig Avondmaal
Auteur: ds. W. Pieters
Het rechte gebruik van het Heilig Avondmaal
Vr. 357 Wat is echter het rechte en wettige gebruik van dit sacrament? Antw : Zoals Paulus het bepaalt: dat ieder mens zichzelf beproeft, voordat hij toetreedt.
Vr. 358 Wat moet hij bij deze beproeving onderzoeken? Antw : Of hij een waar lid van Christus is.
Vr. 359 Door welke punten zal hij tot kennis van deze zaak komen? Antw : Of hij voorzien is van ware boetvaardigheid en geloof; of hij zijn naaste een oprechte liefde toedraagt; of zijn ziel vrij is van alle haat en kwaadwilligheid.
Vr. 360 Eist gij dan in een mens een volkomen geloof en volmaakte liefde? Antw : Het is passend dat beide oprecht zijn en ontdaan van alle schijn. Maar tevergeefs wordt zulk een volmaaktheid in allen dele geëist, waarin niets te wensen overblijft, daar zulk ene nooit in een mens gevonden zal kunnen worden.
Vr. 361 Dus verhindert de onvolmaaktheid waaraan wij nog lijden, ons de toegang niet? Antw : Het is veeleer zó, dat als wij volmaakt waren, het Avondmaal onder ons geen nut meer zou hebben; het moet een hulpmiddel zijn om onze zwakheid te versterken en een steun bij de onvolmaaktheid.
Vr. 362 Hebben deze beide sacramenten bovendien geen ander voorgesteld doel? Antw : Het zijn ook kentekenen van onze belijdenis en als zekere merken. Want door het gebruik ervan belijden wij ons geloof voor de mensen, en betuigen, dat wij in Christus één overeenstemming van religie hebben.
Vr. 363 Als het iemand zou overkomen dat hij het gebruik daarvan versmaadde, waarvoor zou hij gehouden moeten worden? Antw : Dit zou een bedekte verloochening van Christus zijn. Het is zeker, dat zo iemand, daar hij zich niet verwaardigt te belijden dat hij een Christen is, niet waardig is onder de Christenen gerekend te worden.
Vr. 364 Is het niet genoeg in geheel zijn leven beide éénmaal ontvangen te hebben? Antw : Eén doop is zozeer voldoende, dat het niet recht is die te herhalen. Maar bij het Avondmaal is het anders.
Vr. 365 Wat is dat verschil? Antw : Door de Doop neemt Hij ons aan, en voegt de Heere ons bij Zijn kerk, om ons daarna voor huisgenoten te houden. Nadat Hij ons bijgeschreven heeft bij het getal van de Zijnen, betuigt Hij door het Avondmaal, dat Hij zorg draagt ons voortdurend te voeden.
Vr. 366 Komt de bediening zowel van de Doop als van het Avondmaal zonder onderscheid aan allen toe? Antw : Deze zijn het eigenlijke werk van hen, aan wie het openbare leerambt is opgedragen. Want het weiden van de kerk met de leer der zaligheid, en het bedienen van de sacramenten zijn zaken die onderling met een voortdurende samenknoping verbonden zijn.
Vr. 367 Zoudt ge mij dit met een getuigenis van de Schrift kunnen bewijzen? Antw : De opdracht om te dopen heeft Christus bijzonder aan de Apostelen gegeven. Bij het vieren van het Avondmaal heeft Hij bevolen dat wij Zijn voorbeeld moeten volgen. De Evangelisten vermelden echter dat Hij, om die te bedienen, het ambt van openlijke bedienaar heeft ingesteld.
Vr. 368 Maar moeten de herders, aan wie de bediening is opgedragen, niet overal allen en zonder uit te kiezen toelaten? Antw : Wat de Doop aangaat, daar die tegenwoordig alleen maar aan de kinderen wordt toegediend, heeft er geen onderscheiding plaats. Bij het Avondmaal echter moet de bedienaar zich wachten, dat hij het niet aan iemand toereikt, van wie openlijk blijkt dat hij het onwaardig
Vr. 369 Waarom? Antw : Omdat het niet zonder verachting en ontwijding van het sacrament zou geschieden.
Vr. 370 Maar heeft Christus het deelnemen daaraan niet toegestaan aan Judas, hoewel hij een goddeloze was? Antw : Dat stem ik toe, omdat zijn ongodvruchtigheid nog verborgen was. Want hoewel die Christus niet onbekend was, was ze toch nog niet aan het licht gekomen, en ter kennis van de mensen.
Vr. 371 Wat moet er dus met de huichelaars gebeuren? Antw : De herder kan hen niet weren als onwaardigen, maar moet dit nalaten, totdat God hun ongerechtigheid, onbekend als ze is, voorde mensen zal hebben geopenbaard.
Vr. 372 En wat, als hij weet, dat iemand onwaardig is, of hem dat bekend gemaakt is? Antw : Ook dat zelfs zou niet genoeg zijn, om hen de gemeenschap te ontzeggen, als er geen wettige kennis, en het oordeel van de kerk bijkomt.
Vr. 373 Het is dus van belang dat er een vaste orde van regering in de kerken gesteld is? Antw : Dat is waar, want anders zijn zij niet goed ingericht, en niet recht geordend. Dit is echter de reden, dat ouderlingen gekozen worden, die toezicht hebben op de zeden en waken om ergernissen weg te nemen. En van wie zij weten dat zij in het geheel niet in staat zijn het Avondmaal te ontvangen, en niet toegelaten kunnen worden zonder het sacrament te bezoedelen, dat zij die van de gemeenschap afhouden.