De Catechismus van Genève vraag en antwoord 196 t/m 199, over het zesde gebod
Auteur: ds. W. Pieters
Het zesde gebod
Vr. 196 Zeg het zesde gebod. Antw : Gij zult niet doodslaan.
Vr. 197 Verbiedt Hij anders niet dan het begaan van een moord? Antw : Zeker wel. Want omdat God hier spreekt, zegt Hij niet alleen maar de wet voor de uiterlijke werken, maar ook voor de aandoeningen der ziel, ja daarvoor allermeest.
Vr. 198 Gij schijnt te willen zeggen, dat het een soort van verborgen doodslag is, waarvan God ons hier terugroept. Antw : Zó is het. Want toorn en haat, en iedere begeerte om leed te doen, wordt voor God doodslag gerekend.
Vr. 199 Hebben wij genoeg gedaan als wij niemand met haat vervolgen? Antw : In het geheel niet. Wanneer de Heere namelijk de haat bedwingt en ons terughoudt van alle leed, waardoor onze naaste gekwetst wordt, toont Hij tegelijk dat Hij dit eist, dat wij alle stervelingen van harte liefhebben, en ons trouw beijveren hen te beschermen en te bewaren.