Uitleg bij 1 Korinthe 6:3
Auteur: ds. P. de Vries
Van een meisje van twaalf jaar kreeg ik de volgende vraag: wilt u iets schrijven over I Corinthe 6 vers 3? Daar staat: "Weet gij niet dat wij de engelen oordelen zullen? Hoeveel te meer de zaken die dit leven aangaan?"
Wat bedoelt Paulus met deze twee vragen? Hij schrijft over de situatie in Corinthe. Daar was in de Christelijke gemeente van Korinthe een man die een twistzaak had met een andere Christen. Ze kwamen er niet uit en toen daagde deze man zijn mede-Christen voor de rechter. Die rechter was een heiden. En Paulus schrijft, dat hij dit verschrikkelijk vindt: als Christen breng je je mede-Christen toch niet voor de heidense rechter! Wat moet zo'n rechter daar nu van denken? Die zal wel denken: `Nou, dat is me ook een mooi zooitje daar in die christelijke gemeente: ze vechten elkaar de tent uit ...' Nee, zegt Paulus, je moet allerlei verschilpunten of twistpunten tussen broeders in het geloof niet voor de aardse rechter brengen.
Dat gaat hij nog eens met nadruk zeggen door een vraag te stellen in vers twee: "Weet gij niet dat de heiligen de wereld oordelen zullen?" `De heiligen' zijn al Gods kinderen, de echte gelovigen die wedergeboren zijn. Zij zullen de wereld oordelen. Zij zullen rechter zijn over de wereld. Wanneer? Als de Heere Jezus wederkomt op de wolken des hemels om te oordelen de levenden en de doden. Als de Heere Jezus dan alle mensen zal beoordelen, of ze zalig zullen worden of niet dan zullen de kinderen van God bij de Heere Jezus staan en zullen zij met het oordeel van deze Hemelse Rechter instemmen. Ze zullen als het ware mede-rechters zijn en met Hem mee-oordelen. Zo zegt Paulus het. Wat bedoelt hij met deze vraag te zeggen?
Hij bedoelt dit: als wij straks de rechters van de hele wereld zullen zijn, moeten we dan nu nog naar de rechtbank van een heidense rechter gaan? Welnee, dan moeten we nu ook over allerlei geschilpunten of twistpunten zelf kunnen oordelen en er een oplossing voor vinden, zonder dat de wereldse rechter erbij wordt gehaald.
Paulus wil zeggen: als u straks bij zo'n heel grote rechtszaak namelijk de beoordeling van de hele wereldbevolking zult aanwezig zijn als rechters, kunt u dan nu niet eens zo'n onbelangrijk punt oplossen?
En in vers drie gaat Paulus nog een stapje verder en hij zegt: wij zullen straks als rechters niet alleen deze wereld en de mensen op deze wereld oordelen, maar wij zullen straks in de dag van Christus' wederkomst zelfs de engelen oordelen. De kwade engelen (die nu duivelen zijn) zullen wij veroordelen en de goede engelen (die nu onze dienstknechten zijn tot onze zaligheid) zullen wij vrijspreken. Nu, als wij zelfs de engelen zullen oordelen, dan kunnen we toch zo'n kleinigheidje in de Gemeente ook wel zonder heidense rechter oplossen, is 't niet?
Wij kunnen er deze les uit leren: we moeten niet op ons recht staan. We moeten bereid zijn om schade en ongelijk te lijden. Zo zegt Paulus het in vers 7: "Waarom lijdt gij niet liever ongelijk? Waarom lijdt gij niet liever schade?" En zo moet het in ons hart leven tegenover onze naaste: ik ben bereid in alle dingen, die niet tegen Gods Woord ingaan, toe te geven en mij aan te passen om maar geen narigheid te krijgen, geen aanstoot te geven, geen onrecht te doen. Leeft dit in jouw hart?