Spreuken 28:13 - de jeugdbijbel in de Bijbel
Auteur: ds. W. Pieters
"Wie zijn overtredingen bedekt,
zal niet voorspoedig zijn,
maar die ze bekent en laat,
zal barmhartigheid geschieden."
Spreuken 28 vers 13
Zowel God als de mens bedekt zonde. God in Zijn weergaloos grote genade; de mens in schaamte en huichelachtigheid. Wanneer God onze zonde bedekt, doet Hij dat met het kostbaar bloed van Zijn Zoon Jezus Christus en dan vergeeft Hij ze. Wanneer wij echter onze zonde bedekken ─dus niet eerlijk ervoor uit willen komen─, dan zijn wij als een patint, die niet eerlijk aan de dokter vertelt, wat er aan scheelt.
Heb jij ontzettende buikpijn, maar vertel je het niemand, dan weet de dokter er niets van en kan hij er ook niets aan doen...
Mag je geen zonde bedekken? Jawel, in liefde: de zonde van je naaste (zie Spreuken 10 vers 12). Maar als je je eigen zonde bedekt, dan doe je dat in hoogmoed. Je wilt je beter voordoen dan je bent. Je zou je zonde zelfs wel uit je geheugen willen bannen (ze voor je geheugen willen bedekken), omdat je de werkelijkheid niet eerlijk onder ogen wilt zien. We willen niet alleen voor de mensen, maar ook voor ons zelf zo graag de schijn ophouden, dat we nog heel wat zijn.
We zijn net als Adam, die zijn zonde niet eerlijk beleed, maar zich voor de Alwetende God verborg. Zo doen kinderen het:
- ze bedekken de zonde met een leugen en ze bedekken de leugen weer met een andere leugen;
- of ze zeggen: die ander begon... (zodat ze hun aandeel in de zonde verkleinen en vergoelijken).
We proberen onze kwade daden te bedekken onder het mom [=masker]
*van onze zogenaamd goede bedoelingen, of
*van de algemeenheid (iedereen doet het...), of
*van onze zwakheid (ik kon er niets aan doen...), of
*van ons karakter (ik ben nu eenmaal zo...).
En wanneer we wat groter zijn dan ons kleine broertje (want van zo'n kleintje doorzien wij gemakkelijk dat het een smoesje is, wanneer hij zijn zonden probeert te bedekken), dan proberen we onze overtredingen nog geraffineerder te bedekken door Adam en Eva de schuld te geven. We denken en zeggen: zíj immers hebben in het paradijs de zonde gedaan, en waarom moet ík dan de gevolgen daarvan dragen?
Of we geven de duivel de schuld die ons zo sterk verleidt tot zonden (en helaas? is hij ons zo vaak de baas) en we pleiten op deze manier onszelf onschuldig of in ieder geval minder toerekeningsvatbaar!
En helaas gaan we zelfs zover dat we God Zelf de schuld geven: de Heere had het toch kunnen verhinderen...! Waarom heeft Hij de zonde van Adam en Eva toegelaten en besloten...? En waarom leidt Hij het niet zo, dat mijn hartstocht er wat meer onder ligt zodat ik van mijn boezemzonde wat minder last heb en wat minder door de duivel word aangevallen? ...?
En zo zijn we bezig met onze zonden dagelijks te bedekken, te vergoelijken, te verkleinen en zo de schuld af te schuiven. O, wat zijn we dom. Want Salomo zegt volkomen terecht: als je zo doorgaat, zul je niet voorspoedig zijn; dan zul je er uiteindelijk alleen maar schade van lijden.
Laat ons er goed van doordrongen zijn, dat het ons net zo weinig zal helpen om onze vuilheid en gemeenheid voor God te verbergen als het Adam en Eva heeft geholpen: de vijgeboombladeren van onze uitvluchten bedekken ons zondige bestaan niet.
Waarom zou je het trouwens doen, je zonden bedekken? Laten we een les leren van een wijze en Godzalige man: Job. Hij zweert in hoofdstuk 31 vers 33: "ik heb niet net als Adam mijn overtredingen bedekt; ik heb niet door eigenliefde mijn misdaad verborgen."
Wie zijn overtredingen bedekt, sluit de weg der vergeving en der genezing af! Al is God vergevingsgezind..., zonder belijdenis van zondeschuld, kun je geen barmhartigheid ontvangen.
In de volgende meditatie zullen we verder uitleggen, wat de vergeving en genezing der zonde inhouden.