Spreuken 21:25 - de jeugdbijbel in de Bijbel
Auteur: ds. W. Pieters
De begeerte van de luiaard zal hem doden,
want zijn handen weigeren te werken
Spreuken 21 vers 25
Vele keren gaat het in de Spreuken over de luiaard. Wat is dat voor iemand? Een mens met een degelijke buitenkant, die ondertussen niet van zweet houdt. Hij zal steeds weer proberen om het zich zo gemakkelijk mogelijk te maken, om met zo weinig mogelijk moeite zich te verrijken en om zoveel mogelijk rust te nemen. Deze gezindheid treffen we aan in het arbeidsproces. Op de bouw, in de fabriek of op school kom je ze tegen: luiaards, mensen die niet van inspanning houden, die niet hun best doen. In het maatschappelijk leven zijn ze uiteindelijk niets waard. Ze presteren niets, ze lanterfanten maar wat, ze lopen de kantjes eraf en eigenlijk zijn ze voor iedereen een last.
Maar hoe moeilijk zulke mensen ook zijn in het maatschappelijke leven, ze zijn in de kerk nog veel lastiger. Ze hebben nooit iets voor een ander over. Ze staan nooit klaar om werk op zich te nemen of om verantwoordelijkheid te dragen. Erger dan deze luiheid op zich is echter de vrome schijn, waarmee ze hun luiheid camoufleren. Ze zeggen bij wijze van spreken (Spreuken 26 vers 13): er is een leeuw op straat! Nou, je voelt wel aan dat je dàn wel met een heel belangrijke zaak bezig moet zijn, wil jij je op straat wagen terwijl er een leeuw is losgebroken die de straten van jullie dorp of stad onveilig maakt. Nee, dan blijven we liever binnen en dan blijkt dat die boodschap zo'n haast nog niet had ... Zo redeneert ook de luiaard: er dreigt gevaar, daarom doe ik niets. Ondertussen is het een leugenachtige uitvlucht.
Het ergste is de situatie in geestelijk opzicht. Wanneer jij eigenlijk best wel graag een kind van God wilt zijn, bekeerd wilt worden, in de hemel wilt komen ...; maar ondertussen ben je te lui om je handen uit de mouwen te steken ...; dan zal je omkomen. Jouw begeerte, als je die luiaard bent, is niet verkeerd, maar het is verkeerd dat jouw begeerte niet wordt omgezet in daden. Je doet er niets voor om je doel te bereiken. Bijvoorbeeld: je wilt graag een voldoende halen voor je tentamen, maar je bent te beroerd om ervoor te leren.
En geestelijk is het precies zo: je wilt graag een nieuw hart, vergeving der zonden en het eeuwige leven, maar de middelen die God je geeft, gebruik je niet ... En het ergste is wel, wanneer je dan ook nog 's vroom gaat redeneren en gaat proberen om aan je luiheid een wettig tintje te geven door een Bijbelse waarheid te misbruiken. Dan zeg je zoiets als: ik kàn mezelf toch niet bekeren! Of je zegt: Gòd moet het toch doen! En je bedoelt je onwil, je luiheid netjes aan te kleden. Je zegt 'ik kan niet', maar je bedoelt 'ik wil niet'.
Wat is dat erg, wat is dat schadelijk, ja: dodelijk!
De Bijbel stelt keer op keer aan de orde dat wij op geen andere manier zalig kunnen worden, dan alleen als we er ons best voor doen. Lees maar wat de Heere Jezus zegt: "Werkt voor de spijze die blijft tot in het eeuwige leven" (Johannes 6 vers 27); en: "Strijdt om in te gaan door de enge / nauwe poort" (Lucas 13 vers 24). Dat moet, dat mag en dat kan. Er staat nergens in de Bijbel dat wij onszelf een nieuw hart kunnen geven, maar er staat ook nergens dat we daarom maar lui en gemakzuchtig moeten wachten totdat God het 's een keertje schenkt.
Nee, laten we eerlijk zijn: Wie zich niet tot het uíterste inspant om dat grote goed van het eeuwige leven te krijgen, die moet er ook maar niet op rekenen dat God komt om het hem te geven. Als jij voor jouw eigen zaligheid (bijna) niets over hebt, dan moet je niet bidden of God je van de verdoemenis zal verlossen. Nee, span je maar in, werk met alle macht! Waarom? Wat is het gevolg? Dat je gaat leren (niet uit een boekje, maar nu uit persoonlijke beleving ...) dat alleen de almachtige God je kan zalig maken. Trouwens als de nood groter wordt ga je vanzelf wel aan de slag. Dan kom je niet meer aanzetten met allerlei uitvluchten om maar lekker lui te blijven wachten op God, nee dan ga je machtig roepen tot de HEERE, dan ga je ijverig studeren in Zijn Woord, dan ga je ingespannen luisteren naar de prediking. Dan zet je alles op alles om het begeerlijke goed van Gods genade te mogen krijgen. En ..., de Heere zegt: een ieder die zoekt, zal vinden! Niet dat jij het hebt verdiend door je ijver en ernst. Helemaal niet! Het is en blijft vanaf het eerste begin tot en met het laatste einde een onverdiend genadegeschenk, een geheel eenzijdig werk van God. Maar God maakt geen luie mensen!