Goddelozen en Zondaars - woorden in de psalmen
Auteur: ds. W. Pieters
Goddelozen en Zondaars
Vers 1 van Psalm 1 luidt:
Welgelukzalig is de man die niet wandelt in de raad der goddelozen, noch staat op de weg der zondaren, noch zit in het gestoelte der spotters.
Wat is het verschil tussen goddelozen en zondaren? Om daar achter te komen, moeten we de betekenis van de hebreeuwse woorden zien te vinden.
Goddelozen
Allereerst is het belangrijk om te weten dat het hebreeuwse woord 'rasha' voor goddeloze geen verwijzing in zich heeft naar God. Wat opvalt, is dat het woord regelmatig wordt gebruikt als tegenhanger voor rechtvaardige (tsaddiek), daarom zou het in plaats van met goddeloze ook met slechte kunnen worden vertaald.
Zie bijvoorbeeld Abrahams verzoek in Genesis 18, om Sodom te sparen:
Gen 18:23 En Abraham trad toe, en zeide: Zult Gij ook den rechtvaardige met den goddeloze ombrengen?
Gezien het verband tussen de hebreeuwse woorden voor goddeloze en rechtvaardige, kunnen we stellen dat met 'goddeloze' meer een (slechte) hartsgesteldheid wordt bedoeld.
Zondaars
Voor zondaars wordt het hebreeuwse grondwoord 'chatta' gebruikt. Het drukt een meer actieve houding uit. Van de mannen van Sodom wordt dit woord ook gebruikt. Door te zondigen beantwoorden we niet meer aan het doel dat God voor ogen heeft, en doen we in de meest diepe zin van het woord, 'verkeerde' dingen.
In Psalm 1:1 worden eerst de goddelozen, en daarna de zondaars genoemd. Tenslotte volgen nog de spotters. Daarmee wordt een bepaalde lijn zichtbaar: het begint met de slechte hartsgesteldheid, waardoor de mens verkeerd gaat doen; een uitwerking daarvan is het spotten.
In de bijbel vinden we heel vaak combinaties van deze woorden terug in een enkel vers, om daarmee een enkel mens of een enkele groep mensen aan te duiden. Daardoor lijken ze synoniem, maar het is goed om ook het eigene van de woorden afzonderlijk te kennen.