Wat de bijbel zegt over oefening
Auteur: ds. W. Pieters
Al is het voor ons, betweters, vaak heel oninteressant wat de Bijbel ergens over zegt, toch handhaven we deze rubriek: `Wat de Bijbel zegt over'. En vanmiddag viel mijn aandacht op het woordje oefenen, oefening. Toen dacht ik: wat zou de Bijbel daarover nu eigenlijk zeggen. Daarom keek ik eens in de concordantie van ds. Trommius en vond daar een paar dingen die ik de moeite waard vind om aan jullie door te geven.
De Bijbel gebruikt het woord `oefenen' voor verschillende dingen. Soms wordt ermee bedoeld, dat iemand geoefend is in het strijden, oorlog voeren. Maar in geestelijke zin gaat het over iets anders. De eerste keer dat het in het Nieuwe Testament voorkomt, is in Handelingen 24 vers 16. Paulus is daar aan het woord; hij houdt een hele toespraak tot stadhouder Felix. De apostel werd door zijn joodse tegenstanders vals beschuldigd en nu krijgt hij voor de Romeinse stadhouder gelegenheid om zich te verdedigen. Eén van de dingen die hij dan zegt, staat in vers 16: “En hierin oefen ik mijzelf, om altijd een onergerlijk geweten te hebben bij God en bij de mensen.”
Het gaat er Paulus om, naar zijn eigen zeggen, om een onergerlijk geweten te hebben. Wat moeten we daarbij denken? Dat Paulus zich zo gedroeg om eerlijk en rein voor Gods ogen én voor de ogen der mensen te leven.
Dit is een loflijk streven, vind je niet?
En nu zegt hij erbij: ik oefen mijzelf om altijd zo'n geweten te hebben, dat mij niet aanklaagt. De uitdrukking `zich oefenen' veronderstelt, dat het zo gemakkelijk nog niet is. Daar moet Paulus zich blijkbaar voor inspannen. Daar moet hij heel wat tijd en aandacht aan geven. Dat kost hem moeite. Er is veel tegen zo'n onergerlijk geweten. Ten opzichte van God: dat ik veel liever eigen baas ben, dan dat ik in alle dingen nauwgezet luister naar God, wat Hij wil; en ten opzichte van de mensen: dat ik al gauw denk: `Dat zal ik toch zeker zelf weten!' `Ik heb niets met een ander te maken' en: `Ieder voor zich'.
Dit houdt in, dat ik nogal gemakkelijk mijn eigen zin doorzet en met niemand anders rekening houd, dan alleen met mijzelf. Het gevolg is, dat ik mij ─bij nader inzien─ moet verwijten me dom en onchristelijk te hebben gedragen.
Wat moet je eraan doen om een onergerlijk geweten te hebben en te houden, zowel voor God als voor de mensen? Dan moeten we voorzichtig leven, bewust nadenken. Wat doe ik en waarom doe het dit en waarom laat ik iets na?
Oefenen ─in het Grieks staat een woord, waarvan ons woord `gymnastiek' is afgeleid─ is niet iets van een keertje, maar daar moet je je echt voor inzetten. Denk aan leren orgel spelen. Voordat je dat écht onder de knie hebt, in de vingers..., dan komt er nog wel wat kijken. Nu, zo is het geestelijk ook. Veel mensen denken dat het christenleven ze komt aanwaaien. Christus heeft immers alles voldaan en de Geest werkt het in je hart en dus kun je rustig afwachten... Maar nee, Paulus houdt niet van luie mensen. Hij weet heel goed, dat zalig worden niet gaat buiten onze volledige inzet.
Ik moet zó leven, dat mijn geweten mij niet aanklaagt van onoprechtheid, nalatigheid, hardheid en onjuistheid. Ik moet bij alles wat ik doe, wat ik zeg en wat ik verlang, kunnen zeggen: Gij weet dat ik het niet verkeerd bedoel.
Nou, kijk eens na. Hoe staat het bij ons ervoor? Kunnen wij zeggen, dat we altijd een geweten hebben, dat ons nergens van kan beschuldigen? Let op: dat zegt Paulus ook niet. Hij zegt niet, dat hij een onergerlijk geweten heeft; maar hij zegt wel, dat hij zich tot het uiterste inspant om een onergerlijk geweten te hebben. Dus de vraag aan jou en mij luidt: kan ik nu eerlijk zeggen: `Heere, ik doe wat ik kan om eerlijk te leven voor U en voor de mensen!' Dat het mij niet lukt en dat mijn geweten mij toch steeds weer moet aanklagen, is een gans andere zaak. Maar ik heb het toch wel hartelijk gewenst en gezocht...
Hoeveel tijd besteed jij eraan om zo'n rein en zuiver geweten te hebben, in je werk, in je studie, in de omgang met je lichaam, je geld, je tijd, je naasten?
Geve God ons allen hetzelfde verlangen als Paulus, zodat wij ook eerlijk zouden kunnen zeggen: ik oefen mijzelf... Ik doe werkelijk wat ik kan om een rein geweten te hebben.
Het aankweken van vaardigheid of kennis door geregelde herhaling of voortgezette inspanning... Zo wordt het woord `oefening' in Van Dale's woordenboek omschreven. Deze omschrijving past precies bij de gegevens, die we in de Heilige Schrift aantreffen over de oefening op godsdienstig en geestelijk gebied.
In I Timotheüs 4 vers 7 schrijft Paulus aan zijn geestelijke zoon: `Oefen uzelf tot godzaligheid.' Wat betekent `godzaligheid'? Dat we vol zijn van God. Heel ons denken wordt door Hem beheerst; heel ons willen wordt door Hem bestuurd; heel ons voelen wordt met Hem doordrenkt. Dat is godzaligheid. Hierin moet Timotheüs zich oefenen. Waarom? Omdat godzaligheid onmisbaar is voor het zalig worden. Om God te kunnen toebehoren, moeten we vol van Hem worden. Hoe kunnen we vol van Hem raken? Uiteindelijk is dat een gave van God, waarover wij niet hebben te beschikken. Maar dat is niet het enige wat we hierover kunnen zeggen. Deze gave van het `vol worden van God' ontvangen we door ons te oefenen, door steeds weer dingen te herhalen en ons steeds verder daarvoor in te spannen.
Welke dingen moeten we dan doen? Twee dingen: iets vermijden en iets navolgen. In het voorgaande vers zegt Paulus dat de jonge evangelist te Efeze de woorden des geloofs achtervolgd heeft. En in vers 7 zegt hij dat Timotheüs moet verwerpen, wat hem van God vandaan trekt.
We oefenen onszelf tot godzaligheid, wanneer we zonden nalaten, gelegenheden tot zondigen vermijden, genegenheden tot zondigen niet opwekken. Als we steeds weer de strijd aanbinden tegen het kwaad dat ons omringt en dat in ons woont.
We oefenen ons ook in godzaligheid door nauwkeurig acht te slaan op de woorden des geloofs, op de gezonde leer. We moeten studeren in het Woord, de Bijbel onderzoeken. Dat is geen zware taak, geen slavendienst; maar het is een aangename verplichting en zoete bezigheid om in dat heilig Woord van God werkelijk Zijn stem te beluisteren, Zijn Aangezicht te aanschouwen, Zijn Zoon te ontmoeten, Zijn genade te begroeten, Zijn liefde te ervaren en Zijn beeld gelijkvormig te worden... Denk je niet?
In de tweede plaats een andere oefening. Hier zijn we meer lijdelijk en lijden we ook: Hebreeën 12 vers 11. Daar schrijft Paulus over de kastijding, die niet vreugdevol schijnt te zijn, maar bedroefd maakt, maar er is wel een vreedzame vrucht van gerechtigheid. Wat betekent dat? Dat de Heere Zijn kinderen door allerlei moeiten heen toch een heerlijke vrede in het geweten laat ervaren, zodat zij het onvoorwaardelijk eens zijn met wat Hij doet.
Voor wie is deze rijke vrucht? Voor hen die door Gods kastijding geoefend worden, schrijft Paulus. Hoe word je door Gods tuchtmaatregelen geoefend? Als je er geduld en onderworpenheid door leert. Als je de zwaarste last zonder morren draagt, de moeilijkste weg zonder mopperen gaat, de diepste smart zonder opstand lijdt. Dan ben je door Gods opvoedkunde geoefend, dan heb je `vaardigheden' geleerd. Let op: niet die je zèlf in praktijk kunt brengen, maar toch...: vaardigheden, die je vrede doen ervaren onder de zwaarste last, het smartelijkste lijden, het pijnlijkste kruis.
Heere, oefen mij maar door Uw kastijdingen...,
opdat ik de vrucht van vrede mag smaken.
Nu nog een heel andere oefening. II Petrus 2 vers 14 spreekt daarover. Er waren toen ─en er zijn nu nog─ mensen die onder een vrome schijn van godsdienst Gods werk afbreken en Gods Gemeente verwoesten. Deze mensen beschrijft Petrus als volgt:
1 zij hebben de ogen vol overspel (met hun blik bewijzen ze hoe onkuis ze zijn, ─kanttekening);
2 ze houden niet op te zondigen (die gedurig met onkuis aanschouwen van andere vrouwen het hart tot overspel bewegen, ─kanttekening);
3 ze verlokken (met godsdienstige lokaas) de onvaste zielen;
4 ze hebben het hart geoefend in gierigheid;
5 ze zijn vervloekte mensen.
Bar, om dit te lezen. Maar nu is het één van tweeën: óf wij oefenen ons tot godzaligheid óf wij oefenen ons tot gierigheid. Onderzoek het eerlijk. Verlene de Heere ons uit genade,
─>dat we ons voor Zijn Aangezicht mogen verfoeien, omdat we ons eerlijk herkennen in II Petrus 2 vers 14;
─>én dat we dagelijks ons met ingespannen krachten mogen oefenen tot godzaligheid en Goddelijke vrede ontvangen in de weg die God met ons gaat!