Bishop J.C Ryle zegt over Marcus 8:32-38
Auteur: ds. W. Pieters
"En Petrus Hem tot zich genomen hebbende, begon Hem te bestraffen. Maar Hij Zich omkerende en Zijn discipelen aanziende, bestrafte Petrus, zeggende: Ga heen achter Mij, satanas; want gij verzint niet de dingen die van God zijn, maar die van de mensen zijn"
Laat ons in dit gedeelte opmerken de vreemde vermenging van genade en zwakheid, die gevonden kan worden in het hart van een waar Christen. We zien dat Petrus, die zojuist zo'n edele belijdenis had betuigd, nu meende zijn Meester te moeten bestraffen omdat Hij sprak van lijden en sterven. We zien hem de scherpste bestraffing op zich laden, die ooit van de lippen kwam van onze Heere gedurende Zijn aardse bediening: - "Ga heen achter Mij, satanas, want gij verzint niet de dingen die van God zijn, maar de dingen die van de mensen zijn."
We hebben hier een verootmoedigend bewijs dat de beste van de heiligen een arm, feilbaar schepsel is.
Hier was onwetendheid in Simon Petrus. Hij verstond de noodzakelijkheid van de dood des Heeren niet en zou daadwerkelijk Zijn offer aan het kruis hebben verhinderd.
Hier was zelfbedrog in Simon Petrus. Hij dacht te weten wat recht en juist was voor zijn Meester, beter dan zijn Meester Zelf en hij ondernam het metterdaad om de Messias een uitnemender weg te wijzen.
En ten slotte, niet het minste, Simon Petrus deed het met de beste bedoeling. Hij bedoelde het goed. Zijn beweegredenen waren zuiver. Maar ijver en ernst zijn geen verontschuldiging voor dwaling. Een mens kan het goed menen en toch in vreselijke vergissingen vallen.
Laat ons uit deze geschiedenis ootmoed leren. Laat ons ervoor oppassen hoogmoedig te worden door hetgeen wij geestelijk bereikt hebben of door de lofprijzing van anderen. Laten we nooit denken dat we alles weten en dat wij niet zullen dwalen. We zien dat het maar een kleine stap is van een goede belijdenis naar het 'satanas'-zijn op Christus' weg. Laat ons dagelijks bidden: "Bewaar Gij mij, houd mij vast, onderwijs mij, laat mij niet dwalen."
“En tot Zich geroepen hebbende de schare met Zijn discipelen, zei Hij tot hen: wie achter Mij wil komen die verloochene zichzelf en neme zijn kruis op en volge Mij. Want wie zijn leven zal willen behouden die zal het verliezen, maar wie zijn leven zal verliezen om Mijnentwil en om des Evangelies wil die zal het behouden.”
Dit is een hard gezegde: gewillig te zijn om het vlees te kruisigen en de daden van het lichaam te doden, om dagelijks te vechten met de duivel, om uit de wereld uit te gaan en het leven te verliezen, als het nodig is, voor Christus en het Evangelie. Maar de woorden van onze Heere staan geen uitvlucht toe, ze zijn eenvoudig en niet mis te verstaan of voor tweerlei uitleg vatbaar.
Als we het kruis niet willen dragen, zullen we nooit de kroon dragen.
Laat ons niet van de dienst van Christus worden afgeschrikt door vrees voor het kruis. Zwaar als dat kruis mag schijnen, Jezus zal ons genade geven om het te dragen. Filippenzen 4 vers 13:
`Ik vermag (kan) alle dingen door Christus, Die mij kracht geeft.'
Duizenden en tienduizenden hebben het vóór ons gedragen en hebben ervaren dat Christus' juk zacht was en Christus' last licht.
Nooit werd op aarde enig goed verkregen zonder moeite. We kunnen zeker niet verwachten dat we het Koninkrijk van God kunnen ingaan zonder moeite. Laat ons moedig voorwaarts gaan en niet ene moeilijkheid toestaan ons terug te houden. Het kruis op de weg is maar voor een paar jaar. De heerlijkheid aan het einde is voor eeuwig.
Laat ons onszelf dikwijls afvragen of ons Christendom ons iets kost? Brengt het enige opoffering met zich mee? Heeft het het ware stempel van de hemel? Draagt het met zich een kruis? ─ Zo niet, dan mogen we wel vrezen en beven. Dan moeten we nog alles leren. Een godsdienst die ons niets kost, is ook niets waard. Zij zal ons in het tegenwoordige leven geen goed doen. En zij zal ons in het toekomende leven niet tot de zaligheid leiden.
De woorden van onze Heere Jezus Christus in dit gedeelte zijn bijzonder gewichtig en plechtig. Ze werden gesproken om de verkeerde opvattingen van Zijn discipelen te corrigeren, ten aanzien van Zijn Koninkrijk. Maar ze bevatten waarheden van het grootste belang voor Christenen in élke eeuw van de kerk. Het hele gedeelte is er één dat vaak het onderwerp van onze stille overdenking zou moeten zijn.
We leren in de eerste plaats van deze verzen de absolute noodzaak van zelfverloochening, als we Christus' discipelen willen zijn en zalig willen worden. Wat zegt onze Heere? Wie achter Mij wil komen, laat hem zichzelf verloochene en zijn kruis opnemen en Mij volgen.
De zaligheid is zonder twijfel helemaal uit genade. Het wordt in het Evangelie aan de grootste der zondaren gratis aangeboden, zonder geld en zonder prijs. Efeziërs 2 vers 8, 9:
`Want uit genade zijt gij zalig geworden door het geloof; en dat niet uit u, het is Gods gave; niet uit de werken, opdat niemand roeme.'
Maar allen die deze grote zaligheid aanvaarden, moeten de werkelijkheid van hun geloof bewijzen door het kruis achter Christus te dragen. Zij moeten niet denken de hemel in te gaan zonder moeite, pijn, lijden en strijd op aarde. Zij moeten ermee tevreden zijn het kruis van de leer en het kruis van de praktijk op zich te nemen.
Dat is: het kruis om zó'n geloof te hebben dat de wereld veracht, en het kruis om zó'n leven te leiden dat de wereld uitlacht als te nauwgezet en te rechtvaardig.
Ze moeten gewillig zijn het vlees te kruisigen en de daden van het lichaam te doden, om dagelijks te vechten met de duivel, om uit de wereld uit te gaan en hun leven te verliezen, als het nodig is, voor Christus en het Evangelie.
"Want wat zou het de mens baten zo hij de hele wereld won en aan zijn ziel schade leed? Of wat zal een mens geven tot lossing van zijn ziel?"
We leren uit deze verzen de onuitsprekelijke waarde van de ziel. Wat zegt onze Heere? `Wat zou het de mens baten zo hij de hele wereld won en aan zijn ziel schade leed?' Deze woorden zijn bedoeld om ons aan te sporen tot inspanning en zelfverloochening. Ze behoren in onze oren te klinken als een trompet, elke morgen wanneer we opstaan en elke avond als we naar bed gaan. Mogen ze diep in ons geheugen gegrift zijn en door duivel of wereld nooit eruit gewist worden!
Wij allen hebben een ziel die voor eeuwig zal leven. Of we het weten of niet, we dragen allen iets met ons mee, dat zal leven wanneer ons lichaam in het graf zal vergaan. We hebben allen een ziel waarvoor we rekenschap moeten afleggen aan God. Dit is een ernstige gedachte, als we bedenken hoe weinig aandacht de meesten aan iets anders geven dan aan de wereld. Maar het is toch waar.
Iedereen kan zijn eigen ziel verliezen. Hij kan haar niet redden. Christus alleen kan dat doen. Maar wij kunnen haar verliezen en wel op verschillende manieren.
We kunnen onze ziel vermoorden door de zonde lief te hebben en de wereld aan te kleven.
We kunnen haar vergiftigen door een godsdienst vol leugens te kiezen en door menselijke bijgelovigheden te geloven.
We kunnen haar uithongeren door de middelen der genade te veronachtzamen en te weigeren het Evangelie in ons hart te ontvangen.
Er zijn veel wegen die naar de hel voeren. Welke weg een mens ook neemt, hij zelf en niemand anders is er verantwoordelijk voor. Zwak, verdorven, gevallen en onmachtig als de menselijke natuur is, toch heeft de mens een geweldige kracht om zijn eigen ziel te vernielen, te verwoesten en te verliezen.
De hele wereld kan het verlies van onze ziel niet vergoeden. Het bezit van alle schatten van heel de wereld kan het eeuwige verderf van een ziel niet goed maken. Al die schatten zouden ons niet kunnen verzadigen en ze zouden ons niet gelukkig maken, wanneer we ze hadden. We zouden ze op z'n hoogst slechts voor een paar jaar kunnen genieten en daarna zouden we ze voor altijd moeten loslaten.
Van alle onvoordelige en onverstandige transacties die een mens kan maken, is deze wel de slechtste dat iemand de zaligheid van zijn ziel geeft voor deze tegenwoordige wereld. Het is een koop, die duizenden heeft berouwd, net als aan Ezau, die zijn eerstgeboorterecht verkocht voor een schaal soep. Maar velen hadden er helaas, net als Ezau, te laat berouw van.
Laat de uitspraak van onze Heere diep in onze harten zinken. Woorden zijn niet in staat om het belang ervan uit te drukken. O, dat we ze ons toch herinneren in een uur van verzoeking, wanneer de ziel een klein en onbelangrijk iets schijnt te zijn en de wereld heel prachtig en waardevol ...!
O, dat we deze woorden ons herinneren in een uur van vervolging, wanneer we door mensenvrees op de proef worden gesteld en we er half toe neigen om Christus te verloochenen ...!
Laat ons in zo'n soort momenten deze machtige vraag van onze Heere in onze herinnering terugroepen en die aan onszelf stellen:
`Wat zal het iemand baten
als hij heel de wereld wint
en zijn eigen ziel verliest?'
“Want wie zich voor Mij en voor Mijn woorden zal geschaamd hebben in dit overspelig en zondig geslacht, voor hem zal de Zoon des mensen Zich ook schamen, wanneer Hij zal komen in de heerlijkheid van Zijn Vader, met de heilige engelen.”
In dit vers leren we het grote gevaar om zich voor Christus te schamen. Wat zegt onze Heere? “Wie zich voor Mij en voor Mijn woorden zal geschaamd hebben in dit overspelig en zondig geslacht, voor hem zal de Zoon des mensen Zich ook schamen, wanneer Hij zal komen in de heerlijkheid van Zijn Vader, met de heilige engelen.”
Wanneer kan van iemand worden gezegd dat hij zich voor Christus schaamt? Wij staan hieraan schuldig, wanneer we er ons voor schamen om aan mensen te laten merken dat we de leerstellingen van Christus geloven en liefhebben en dat we ernaar verlangen om te leven volgens de bevelen van Christus en dat we onder het volk van Christus gerekend willen worden.
De leer, de wetten en het volk van Christus zijn nooit populair geweest en zullen het ook nooit worden. Wie vrijmoedig ervoor uitkomt dat hij ze liefheeft, is er zeker van dat hij zich belachelijk maakt en zich aan vervolging bloot stelt.
Wie er voor terug schrikt om hiervoor uit te komen uit vrees om uitgelachen of vervolgd te worden, die schaamt zich voor Christus en die komt onder het oordeel van dit vers.
Er zijn misschien maar weinig woorden van onze Heere zó veroordelend als dit.
Laat ons allen dagelijks bidden om geloof en moed om Christus voor de mensen te belijden. We kunnen terecht ons schamen voor zonde, wereldgelijkvormigheid of ongeloof. We moesten ons nooit schamen voor Hem Die voor ons aan het kruis stierf. Laat ons vrijmoedig toestemmen dat we Christus dienen, al kost het ons spot en smaad. Laat ons dikwijls uitzien naar de dag van Zijn wederkomst en ons herinneren wat Hij in deze tekst zegt. Duizend keer beter is het om Christus nu te belijden en door mensen te worden veracht, dan dat Christus zich voor ons schaamt voor Zijn Vader in de dag van het oordeel.