Bijbelcatechisatie Exodus
Auteur: ds. W. Pieters
Na de dood van Jozef zijn er vele jaren verlopen waarover de Schrift ons niets vertelt. De bedoeling van de Heilige Schrift is namelijk niet een aaneengeschakelde geschiedbeschrijving te geven, maar Gods grote daden te vermelden. Daarom heet het tweede Bijbelboek ook 'Exodus'.
Deze naam komt uit het Grieks en betekent: uittocht. Het gaat over Gods helpende en reddende genade om Zijn volk uit het slavenhuis der verdrukking te brengen tot het beloofde land Kanaän.
De geschiedenis van dit boek wordt wel de geboorte van de staat Israël genoemd, al liggen de wortels van deze staat in de geschiedenis van de aartsvaders. God heeft een volk apart gezet (= geheiligd) voor Zichzelf (dus uitverkoren) om een veilige kweekplaats te zijn, waaruit de beloofde Messias geboren zal worden.
Zo bezien is dit Bijbelboek een vervolg op de moederbelofte van Genesis 3. Het gaat uiteindelijk heen naar het beloofde Vrouwezaad! Al tracht de slang en zijn zaad (onder andere Farao) deze gang van de historie met alle macht te beletten ..., we lezen van Gods overwinning! En die overwinning wordt des te schitterender naarmate de tegenstand van Gods vijanden sterker wordt. Want dan nòg verslaat de HEERE hen.
O, wat lezen we in dit alles Gods trouw: Hij beloofde Zijn Zoon geboren te doen worden! Het zal ook gebeuren! Als we dit boekje zó lezen, hebben we het juiste licht erop. En dat geldt van élk boek van het Oude Testament.
Daarom is het van groot belang in deze zaak ons nauwkeurig te onderzoeken: hebben we ook die blikrichting? Het gaat God om de Christus. Ons ook?
Vervolgens is in dit boekje een rijke troost te lezen. Niet slechts geschiedenis wordt geopenbaard, maar Gods daden worden ten toon gesteld! Dat houdt een profetie / belofte in voor de toekomst: hoe donker ooit Gods weg mag wezen ..., Hij ziet in gunst op die Hem vrezen.
Zo leest het geloof de geschiedenissen als beloften. En dat is heel belangrijk in het lezen van Gods Woord.
Want de Heere werkt door dit middel het geloof in onze harten om ons aan zo'n grote en machtige God toe te vertrouwen.
Het is wezenlijk eigen aan de geschiedenissen van de Schrift, dat ze profetieën en beloften zijn voor latere eeuwen (zie Romeinen 15 vers 4
De inhoud van het boek Exodus
1 De nakomelingen van Jakob worden tot een groot volk, dat een bedreiging schijnt te vormen voor Egypte. Ze worden gehaat en verdrukt; ze moeten verdelgd worden. Hier steekt de tactiek der hel achter. Maar God houdt wonderlijk Zijn volk in stand, vers 12!
2 Een jongetje van grote schoonheid (Handelingen 7 vers 20 zegt zelfs Goddelijk schoon(!); Hebreeën 11 vers 23), Mozes, wordt geboren, niet in de Nijl geworpen, maar listig in handen van de kroonprinses gespeeld, die hem opvoedt als haar eigen kind. Mozes kiest partij voor zijn volk (Hebreeën 11 vers 24─26!), maar moet vluchten naar Midian in plaats van ze te verlossen. In zijn balling-oord trouwt hij met Zippora, de dochter van Jethro en ontvangt bij haar een zoon: Gersom [= vreemdeling].
3 In Midian, waar hij veertig(!) jaren uitgerangeerd is, verschijnt de HEERE hem in een brandende struik, waar hij de opdracht krijgt om naar Farao te gaan en te vragen om een feest te mogen houden. God maakt Zich bekend: Ik zal zijn, Die Ik zijn zal.
4 Mozes stribbelt tegen, maar God verbreekt zijn tegenstand door wondertekenen; dan keert hij terug naar Egypte. Terwijl hij daarheen onderweg is, verschijnt de HEERE hem om hem te doden, aangezien zijn zoon niet is besneden ...
5 Mozes ontmoet Aäron, zijn oudste broer, en samen gaan ze naar Farao, die erg boos wordt en de slavernij verzwaart. Mozes roept tot God en krijgt een heerlijke belofte van bevrijding.
6 God belooft ze uit te zullen leiden en hen aan te nemen als Zijn volk en om hun God te zijn. In deze belofte ligt de hele zaligeid. Hoe belangrijk dit te ontvangen!
7 Door Farao's ongehoorzaamheid gedwongen doet Mozes een teken: al het water wordt bloed ...
8 De 2de, 3de en 4de plaag: kikvorsen, luizen en allerlei ongedierte. Maar Farao luistert niet. Wat zien we hierin een spiegel van ons eigen zondelievende, ongehoorzame hart ...: wel zonden belijden, maar niet bestrijden.
9 De 5de, 6de, 7de plaag: veepest, zweren en hagel. Nóg verhardt de koning zich.
10 De 8ste en 9de plaag: sprinkhanen en drie dagen dikke duisternis. Steeds weer belijdt Farao zijn zonde en belooft hij verbetering, maar helaas krijgt hij berouw van zijn berouw. En wij?
11 De 10de plaag wordt gedreigd.
12 Het Pascha wordt ingesteld (Hebreeën 11 vers 28), waarin het Lam Gods, Dat geslacht is van de grondlegging der wereld (Openbaring 13 vers 8), wordt afgebeeld. De sprake van het bloed. Achter het bloed alleen ben je veilig voor het naderende verderf. Afstamming van Abraham, besnijdenis en gehoorzaamheid der Wet helpen niets. Zo is het nog: slechts de gelovige toeëigening van het Bloed van Jezus Christus, ons Paaslam (I Korinthiërs 5 vers 7), redt van de engel des verderfs. Vergeet dit nooit! 10de plaag: alle eerstgeborenen sterven, voorzover ze niet achter het aan de deurposten gestreken bloed schuilen.
13 De eerstgeborenen zijn voor de HEERE. Het volk moet via een grote en onbegrijpelijke omweg naar de Schelfzee. Jozefs beenderen (mummie) worden ook meegevoerd. De wolk- en vuurkolom wijst de weg.
14 Door de Rode Zee, droogvoets (beeld van de Doop, I Korinthiërs 10 vers 2); de Egyptenaren verdrinken. Je kunt Gods volk niet nadoen ...
15 Lied van overwinning (vergelijk Openbaring 15 vers 3). Vers 11 is één van de belangrijkste verzen van heel de Bijbel! Het volk komt in de woestijn in een ernstige geloofsbeproeving. God vraagt als het ware: geloof je Mij nu, nu Ik je zo wonderlijk en verbazend heb gered? Ik zal voor je zorgen. Maar vertrouw je Mij ook? Daarom: Mara. God maakt door een wónder het bittere water zoet. Elim: een plaats van verkwikking.
16 God geeft vlees, kwakkelen en brood: man of manna. 'Manna' is Hebreeuws en betekent: 'Wat?' Het gebod van de Sabbath wordt herhaald, want het manna zal op de Sabbath niet regenen.
17 De HEERE geeft water uit de rotssteen. Amalek wordt verslagen door een strijdende Jozua en een biddende Mozes. We zien het doorslaggevend belang van het gebed, de voorbede.
18 Jethro bezoekt Mozes en raadt hem aan om oversten aan te stellen, die de twistzaken tussen de Israëlieten kunnen beslechten.
19 God openbaart Zich aan Mozes. Bevel om zich voor te bereiden op de wetgeving. Niemand mag op de berg Horeb zijn, dan Mozes alleen. Zó heilig is God.
20 De eeuwiggeldende zedewet der Tien Geboden wordt afgekondigd. Het eerste gebod is de kern van heel de godsdienst van Israël; alle eeuwen door gaat het erom dat God als de Enige wordt vereerd. God belooft een zegen in Zijn gemeente, waar Zijn Naam wordt gedacht.
21-22 Allerlei wetten voor het burgerlijke leven. Hieruit blijkt de eerbied voor de naaste; de HEERE vult het gebod 'Gij zult uw naaste liefhebben als uzelf' nader in.
23 Drie jaarlijkse feesten worden ingesteld: pascha, oogstfeest of pinksterfeest, en het feest der loofhutten; God belooft Zijn geleide op de reis: Zijn Engel, Die Hij Zelf is, in Zijn Zoon.
24 Het volk wordt besprengd met verzoenend bloed des verbonds; teken van onze doop.
25-30 God toont Mozes een 'blauwdruk' van de tabernakel (Gods Woning onder Zijn volk) en haar gereedschap: in het Nieuwe Testament wordt dit vervuld, Hebreeën 9!
31 Bezaleël en Aholiab worden door Gods Geest bekwaamd om alles van de tabernakel precies te maken zoals God het wil.
32 Het gouden kalf wordt, als afbeelding van de HEERE, gemaakt. Het is dus niet zozeer overtreding van het eerste gebod, maar van het tweede. Toch wordt het afgoderij genoemd! Aäron maakt het. Mozes verbreekt de twee stenen tafelen, waarop Gods Wet was geschreven. Drieduizend kinderen des verbonds(!) worden om deze gruwelijke zonde gedood ... I Korinthiërs 10 vers 7. Mozes bidt voor dit zo zondige volk en stelt zich in de plaats van dit strafwaardige volk. Hierin is hij afbeelding van Christus.
33 God vergeeft de zonde en spaart het volk. Mozes mag Gods achterzijde aanschouwen.
34 God maakt Zich bekend in Zijn heerlijke Namen en Deugden. Het verbond wordt door Hem vernieuwd.
35 Vrijwillige gaven voor de tabernakel-bouw, waaraan Egypte meebetaalt (12 vers 35, 36).
36-39 De tabernakel en al het gereedschap tot de dienst der verzoening wordt gemaakt.
40 Alles wordt ingericht en volbracht. En dan komt God wonen(!) onder Zijn volk Israël.
Sabbath. De HEERE gaf de Sabbath tot een teken van Zijn verbond (31 vers 13), waaraan kon worden afgemeten: vertrouw je onvoorwaardelijk op de HEERE en gehoorzaam je Hem, ook als het financieel niet goed gaat en die Sabbathdag je geld kost? God geeft ook ons elke week een Rustdag, een feestdag van dankbare herinnering aan Christus' opstanding. Laat ons die Dag des Heeren eren, opdat we Zijn dienst niet zouden kwijtraken. We moeten deze dag niet wettisch houden, maar in Evangelische liefde zullen we deze dag zeer nauwlettend besteden in de dienst des Heeren. Laat ons de Nieuwtestamentische Sabbath houden tot eer van God en ons tot eeuwig nut!
Wetten. God geeft nauwkeurig aan hoe Hij wil dat Zijn volk leeft. Dit is geen dwangbuis; we moeten deze wetten van God opvatten als wegmarkering, strepen, witte en rode reflectorpaaltjes langs de wegen: opdat je veilig zou gaan. Buiten de 'strepen' vraag je om een ongeluk ... Houd je daarom aan Gods goede en heilzame geboden, want daarin ligt voor je eigen leven, voor gezin en maatschappij, alleen maar voordeel!
Doel. Dit boek lezen we om God te leren kennen. De zonden van het volk tergen Hem, toch vergeeft Hij ze. Zo goed is God. Spot er niet mee, daag Hem niet uit, terg Hem niet, wek Zijn toorn niet op, want aan Zijn geduld komt een eind en dat zal louter vreselijk zijn. Zoek schuilplaats in de geestelijke Tabernakel: Jezus Christus. In Hem is verzoening. In Hem kan een heilig God wonen onder vervloekte Adamskinderen. Laat het toch niet zo zijn, dat we van dit boekje een soort geschiedenis maken, die ons in wezen onberoerd laat en ons gewoon laat verder leven. Maar mochten we oprecht die meerdere Mozes, de Voorbidder, nodig krijgen om met God verenigd te worden!
Farao. In Romeinen 9 vers 17 en 18 wordt koning Farao aangehaald als een voorbeeld dat God souverein kan en mag beschikken over Zijn schepselen. Paulus zegt daar dat God Zich ontfermt over wie Hij wil, en dat Hij verhardt wie Hij wil. Kanttekening 50 maakt duidelijk dat dit geen gril of willekeur is in God, maar dat Hij als de absolute Koning Zijn genade aan harde en verharde zondaren kan bewijzen, maar haar ook kan onthouden. Wie het hier niet mee eens is, krijgt van Paulus te horen: wie ben jij, die tegen God durft te reageren? Jij bent maar leem / klei, en God is de Pottenbakker. Hij mag doen wat Hij wil.
Een vraag aan het eind: ben jij wel eens Farao in je binnenste gewaar geworden? ... ?
Jehovah. In onze Bijbelvertaling is de onuitsprekelijke, heilige Naam van God weergegeven met 'HEERE'. In het Hebreeuws staan er dan vier letters, die we niet goed kunnen uitspreken. Sommigen zeggen 'Jehovah', anderen 'Jahweh'. Deze Naam betekent iets als 'Zijnde': Ik ben getrouw, Ik ben Dezelfde, Ik ben de Onafhankelijke, Ik ben nabij. Deze Naam is de meest innige bekendmaking van Wie God is, zowel in Zichzelf als met betrekking tot Zijn volk.nHij is de Eeuwige, Dezelfde in Zijn Wezen en Eigenschappen. Dit betekent dat we altijd op God aan kunnen en dat Hij Zich niet aanpast aan onze ontrouw. Verder, dat Hij nabij de ziel is die tot Hem zucht. Deze betekenis van de Naam 'Jehovah' is zeer troostrijk. Het is niet zonder betekenis dat deze Naam voor het eerst wordt geopenbaard en verklaard wanneer het volk van God in grote nood en benauwdheid is. De HEERE zegt nu: al merken jullie het niet, toch ben Ik nabij en Ik zal Mijn hulp en genade bewijzen. De vraag naar ons toe is: kennen en vertrouwen en beminnen wij deze hoge, majesteitelijke en barmhartige God?