Bishop J.C Ryle zegt over Marcus 16:19-20
Auteur: ds. W. Pieters
De Heere dan, nadat Hij tot hen gesproken had, is opgenomen in de hemel, en is gezeten aan de rechterhand Gods. En zij, uitgegaan zijnde, predikten overal, en de Heere werkte mede en bevestigde het Woord door tekenen die daarop volgden. Amen.
Deze woorden vormen het slot van Markus' Evangelie. Al is het een kort gedeelte, toch is het een bijzonder gepast slot voor de geschiedenis van de aardse bediening van onze Heere Jezus Christus. Het vertelt ons waar onze Heere naartoe ging, toen Hij deze wereld verliet en opsteeg naar Boven. Het vertelt ons wat de discipelen ervoeren nadat hun Meester hen had verlaten. En wat alle ware Christenen kunnen verwachten, totdat Hij opnieuw verschijnt.
Laat ons in deze verzen opmerken de plaats waar onze Heere naartoe ging, toen Hij Zijn werk op aarde had volbracht; en de plaats waar Hij nu is.
Ons wordt verteld dat Hij werd opgenomen in de hemel en aan de rechterhand van God zat. Hij keerde naar die heerlijkheid terug, die Hij had bij de Vader voordat Hij in deze wereld kwam. Hij ontving in de hemel, als onze overwinnende Middelaar en Verlosser, de hoogste positie van eer en macht, die we ons kunnen indenken. Daar zit Hij, niet werkeloos, maar hetzelfde gezegende werk voortzettende, waarvoor Hij aan het kruis stierf. Daar leeft Hij en bidt Hij altijd voor allen die door Hem tot God komen. En zo kan Hij hen tot het einde toe zalig maken (Hebreeën 7 vers 25).
Hier is sterke vertroosting voor alle ware Christenen. Zij leven in een boze wereld. Zij zijn vaak bezorgd en vermoeid vanwege veel dingen en ze zijn zeer terneergedrukt door hun eigen zwakheid en gebreken. Zij leven in een stervende wereld. Zij voelen hun lichamen geleidelijk bezwijken en minder worden. Zij hebben vóór zich het ontzagwekkende vooruitzicht dat ze spoedig zullen terecht komen in een onbekende toekomst. - Wat zal hen dan troosten? Zij moeten terugvallen op de gedachte dat hun Zaligmaker in de hemel is en nooit sluimert en nooit slaapt en altijd klaar staat om te helpen. Zij moeten bedenken dat, hoewel zíj slapen, Jézus waakt. Hoewel zij bezwijken, Jezus nooit vermoeid raakt. Hoewel zij zwak zijn, Jezus de Almachtige is. En hoewel zij sterven, Jezus voor altijd leeft.
Gezegend is inderdaad deze gedachte! Onze Zaligmaker, hoewel onzichtbaar, is een daadwerkelijk levende Persoon.
Wij reizen naar een woning waar onze beste Vriend al heen is gegaan om daar voor ons een plaats te bereiden (Johannes 14 vers 2). De Voorloper is naar binnen gegaan en heeft alle dingen klaar gemaakt. Geen wonder dat Paulus uitroept: "Wie is het die verdoemt? Christus is het Die gestorven is; ja, wat meer is, Die ook opgewekt is, Die ook ter rechterhand Gods is, Die ook voor ons bidt" (Romeinen 8 vers 34).
Laat ons in deze verzen nog iets opmerken: de zegen die onze Heere Jezus Christus geeft aan allen die trouw voor Hem werken. Ons wordt verteld, toen de discipelen uitgingen en preekten, dat de Heere meewerkte en het woord bevestigde met tekenen die volgden.
Wij weten heel goed uit de Handelingen der apostelen en van de bladzijden der kerkgeschiedenis, de manier waarop bewezen is dat deze woorden waar zijn. We weten dat boeien en verdrukkingen, vervolging en tegenstand de eerste vruchten waren die de arbeiders in Christus' oogst oogsten. Maar we weten ook dat ondanks alle pogingen van satan, het woord der waarheid niet tevergeefs werd gepreekt. Gelovigen werden van tijd tot tijd uit de wereld vergaderd. Gemeenten van heiligen werden stad na stad en land na land gesticht.
Het kleine zaad van het Christendom groeide langzaamaan op tot een grote boom. Christus Zelf werkte met Zijn eigen werklui en ondanks alle obstakels ging Zijn werk door. Het goede zaad was nooit helemaal weggegooid. Vroeger of later waren er tekenen die volgden.
Laat ons er niet aan twijfelen dat deze dingen beschreven zijn tot bemoediging van ons, op wie de einden der eeuwen zijn gekomen. Laat ons geloven dat niemand ooit getrouw voor Christus zal werken en tenslotte zal bemerken dat zijn werk helemaal zonder nut is geweest. Laat ons met volharding werken, iedereen in onze eigen positie. Laat ons preken en onderwijzen en spreken en schrijven en waarschuwen en getuigen, en er zeker van zijn dat ons werk niet tevergeefs is.