Bijbelcatechisatie Leviticus
Auteur: ds. W. Pieters
Let eens op de gevolgen van het verlaten van de dienst van God, zoals hoofdstuk 26 dat beschrijft! Wie God verlaat, heeft smart op smart te vrezen. Dat geldt ook voor Nederland. En voor onze Hervormde Kerk! O, wat is het ook persoonlijk kwaad / dwaas om God te verlaten! We moeten maar niet denken dat de zegen op ons kan rusten, wanneer we zo met God omgaan ... Er staat echter ook in vers 41 en 42, hoe groot God is in Zijn genade: als dan hun onbesneden hart gebogen wordt ... O, dan zal God voor zo'n jongere of oudere ook zeer genadig zijn!
Maar er staat wel bij dat we dan een welgevallen zullen hebben aan de straf op onze ongerechtigheid. Dit betekent niet dat we graag naar de hel gaan. Maar het betekent wel dat we het volkomen met de heilige Rechter van hemel en aarde eens zijn geworden om door Hem te worden verwezen naar de buitenste duisternis en de poel van vuur en sulfer! Luther schrijft eens aan een broeder: het verschil tussen een ware christen en een schijn-christen is dit: een schijn-christen heeft de zonde lief, en haat de straf; terwijl een ware Christen de zonde haat, en de straf liefheeft / aanvaardt! En jij?
In 'Leviticus' komt vooral de levitische eredienst aan de orde: hoe God gediend wil zijn en hoe Hij met die mens omgang kan hebben.
Immers is de Heere heilig, daarom kan Hij de zonde niet verdragen / toelaten. Elke zonde is een elimineren van God - een moordaanslag op Hem. Hij moet elke zonde straffen met billijke straf, dat is eeuwige straf.
Een voorbeeld zien we in de straf op de zonde van de beide priesters, zonen van Aäron, die op de eerste(!) dag van de dienst in de tabernakel (der verzóening ...) door hemelvuur worden verteerd. Waarom? Omdat zij tot de Heilige naderen zonder te beseffen hoezeer Hij heilig is. Ze menen dat ze het met de voorschriften van God niet zo nauw hoeven te nemen.
Toch ...; al is God een verterend Vuur en een eeuwige Gloed, tóch kan en wil Hij met zondaren omgang hebben. Dit geschiedt in de door Hem uitgedachte en ingestelde dienst der verzoening. De offerwetgeving bepaalt de (nauwe) weg tot God om zonder verlies van ons leven en van onze zaligheid met God te kunnen communiceren, omgang te kunnen hebben. Daarom heet dit boek ook 'Leviticus': de levitische priester- en offerdienst is de hoofdinhoud van dit boek. In deze offerwetten toont God Zijn hart en schenkt Hij Zijn gunst.
Daarnaast vinden we in dit Bijbelboek allerlei heiligingswetten. Dat zijn wetten waarin de Heere ons voorschrijft hoe Hij wil dat we Hem dienen, Hem toegewijd zijn.
Mag de Heere ons de Wet lezen? Ja, dat recht heeft Hij, omdat Hij onze Maker en Onderhouder is. Bedenk dat Hij al die voorschriften tot reiniging en heiliging (= toewijding aan Hem en los zijn van alle zonde en kwaad) niet instelt omdat Hij ze nodig heeft, maar omdat wij ze nodig hebben.
Leviticus
Hoofdstuk 1: Het brandoffer. Dit offerdier moet geheel verbranden. Teken van algehele toewijding aan God. De offeraar moet met gelovige schuldbelijdenis zijn hand op de kop van het dier leggen en zo als het ware zijn zonden op het dier doen overgaan. Hierin bestaat de verzoening.
Hoofdstukken 2─7: Verschillende offers worden genoemd, met de verschillende plechtigheden erbij en de reden waarom ze moeten worden gebracht. Ze prediken duidelijk: God kan de zonden niet door de vingers zien; God wil toch de zondaar in gunst aanzien. O, dat wij én de zonde net zo ernstig nemen als God én er net zoveel aan gelegen laten liggen om Gods gunst deelachtig te worden.
Hoofdstukken 8-9: Inwijding van de priesters, bijzonder Aäron. Ze worden niet op eigen initiatief in dit ambt ingeleid, maar God bepaalt dat. De zalving betekent: Ik, Die u roep, bekwaam u ook.
Hoofdstuk 10: Nadab en Abihu sterven. Net is de tabernakel ingewijd; niet door Mozes, maar door God, Die uit de plaats van Zijn heiligheid een vuur doet uitgaan tot het offer dat op het altaar ligt, waardoor het offer verteert. Meteen daarna nemen de beide priesters, die gezalfd (dat is: door God Zelf geroepen) zijn!, vuur om de dienst der verzoening te beginnen. Zij nemen dit vuur níet van het brandofferaltaar: vuur dat van God is gekomen, maar maken het zelf! Dodelijk treft hen dan het heilige vuur des HEEREN. Zo heilig is God ...
Hoofdstukken 11─15: Verschillende wetten aangaande melaatsheid, geboorte, en reine en onreine dieren. Deze wetten, die wij zó niet meer hoeven te houden volgens Handelingen 10, prediken ons dat God een nauwkeurig God is, Die nauwgezet onderscheid maakt tussen wat goed is en wat niet. Onder de heidenen (van toen en nu) worden allerlei gruwelen vrijuit bedreven, zowel in liegen en bedriegen als in sexueel opzicht.
Hoofdstuk 16: De Grote Verzoendag (Yom Kippoer): tot een eeuwige inzetting geldt niet de vorm van deze dag maar wel de bedoeling en de inhoud, namelijk in de Vervuller Jezus Christus, Die ook deze Wet heeft gebracht tot haar voltooiing. Hoe geschiedt verzoening? Doordat bloed wordt gesprenkeld van het geslachte dier én doordat daarna de zondelast wordt 'gelegd' op de weggaande bok. Zo volbrengt Christus alles: Zijn bloed vloeit en Hij wordt buiten de legerplaats gebracht (Hebreeën 13).
Hoofdstuk 17: De uitleg van de bloedceremonie: bloed en ziel horen bijeen. De ziel van het dier is heenwijzing naar de ziel van Christus, Die Zich plaatsvervangend geeft.
Hoofdstukken 18-20: Allerlei wetten over huwelijk en kuisheid.
Hoofdstukken 21-23: Wetten voor priesters en feestdagen.
Hoofdstuk 24: Godslastering wordt met de dood gestraft.
Hoofdstuk 25: Het Sabbath-jaar en het Jubel-jaar: vrijlating van alle Israëlietische slaven, teruggave van alle landerijen die door verarmden waren verkocht. Hierin schuilt een heel stuk sociale gerechtigheid. Scherp wordt zo alle winstbejag veroordeeld en tegengegaan. Deze wet fungeert als spiegel van de geestelijke vrijlating. Het losserschap wordt ingesteld. Voorbeeld: Boaz koopt voor zijn familielid Naomi het door haar verkochte land weer terug om het háár te geven.
Hoofdstuk 26: Belofte bij gehoorzaamheid, ontzaglijk ernstige bedreiging bij overtreding.
Hoofdstuk 27: Tienden.
Bloed
In hoofdstuk 17 vers 11 zegt God dat het bloed (drager van de ziel) door Hem is gegeven op het altaar om verzoening te doen. Daarom mogen de kinderen Israëls het niet gebruiken. Daarom zijn alle offers waardoor verzoening moet geschieden, bloedig. Daarom is in Romeinen 3 vers 25 en I Johannes 1 vers 7 sprake van het bloed. De ziel van de zondaar moet voor immer worden gestraft. Zó erg vindt God de zonde, zo zwaar neemt Hij het op als we tegen Hem ongehoorzaam zijn. Om ooit vrij te kunnen komen zonder dat Gods rechtsorde wordt geschonden, moet een ándere ziel de plaats innemen van de schuldige ziel. Dit kan geen dier doen, geen mens ook (vergelijk antwoord 14 van de Heidelbergse Catechismus). Dit doet Christus, Jesaja 53 vers 10. Hij wordt dáárom mens om onze schuld op Zich te nemen en Zijn ziel in de plaats van de onze te kunnen zetten.
Artikel 25 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis
Dit artikel vermeldt hoe wij hebben om te gaan met de ceremoniële wetten van het Oude Testament. Die moeten we niet verachten, want er is zeer veel onderwijs in met betrekking tot het offer van Jezus Christus. In dit artikel wordt ons het onderscheid geleerd tussen de inhoud / bedoeling én de inkleding / vorm.
De inhoud van al die wetten is de prediking der Verzoening. De inkleding is van voorbijgaande aard, geschikt voor díe tijden, heenwijzend naar het Nieuwe Testament, de tijd der vervulling.
De apostel Paulus gebruikt het beeld van een kind (Oudtestamentische tijd) en een volwassene (Nieuwtestamentische tijd). Voor een klein kind gebruik je een platenboek, maar een volwassene kan zonder plaatjes lezen en begrijpen. Het 'platenboek' is de afbeelding van de ceremoniën, de schaduwachtige eredienst van het Oude Testament. De tijd van het Nieuwe Testament, na Christus' komst en vooral ook na de uitstorting van de Heilige Geest, is de tijd van de volwassenheid, waarin deze 'plaatjes', deze ceremoniën niet meer nodig zijn. Maar de inhoud van het 'platenboek' en de inhoud van het 'leesboek' (ofwel: de inhoud van de Oudtestamentische én de Nieuwtestamentische eredienst!) is gelijk. Wat is die inhoud? Christus en Zijn gerechtigheid, Zijn schuldbetaling.
Waarom gebruiken we als Nieuwtestamentische Christenen nog wel de informatie uit het 'platenboek', namelijk de boeken Leviticus en Numeri? Omdat daarin op eenvoudige manier een duidelijke prediking tot ons komt.
Wij hebben nog twee 'plaatjes', namelijk de Heilige Doop en het Heilig Avondmaal. Christus acht het niet nodig er ons als Christelijke Gemeente van het Nieuwe Testament meer te geven. Maar deze twee hebben precies dezelfde inhoud als ál die afbeeldingen van het Oude Testament, de eredienst in de Tabernakel.