Wat de bijbel zegt over elkaar vergeven (2)
Auteur: ds. W. Pieters
Moet je altijd je naaste vergeven? Kun je altijd je naaste vergeven? Op de laatste vraag wil nu eerst ingaan. Er zijn situaties, zó moeilijk, zó erg, zó vol leed en ellende, dat we niet zomaar kunnen vergeven. Er is vanuit ons niet de kracht om dat op te brengen. Vanuit onszelf is er nooit de kracht en ook niet de wil om onze naaste te vergeven, wanneer ze ons echt lelijk en gemeen hebben behandeld. Maar ik heb het daar nu niet over. Ik heb het nu over een situatie, waarin iets zo gruwelijks is gebeurd, dat we de kracht en de moed niet kunnen opbrengen om onze naaste te vergeven. In de geschiedenis van de laatste eeuw weten we van de verschrikkingen van de concentratie-kampen van Hitler in Duitsland (en in onze tijd in Joegoslavië). Daar zijn onuitsprekelijk afschuwelijke dingen gebeurd, onvoorstelbaar erge misdaden! Iemand die zo-iets heeft meegemaakt, moet die dat zulke beulen vergeven? Kan dat eigenlijk wel? Is dan het woord `vergeving' niet totaal misplaatst? En uit het persoonlijk leven denk ik aan incest, als een afschuwelijke ervaring. Misschien is er ook onder de lezers van De Catechisant een meisje (of ook een jongen), die incest heeft moeten meemaken. Wanneer dat weken, maanden en misschien zelfs jaren lang is gebeurd, kun je psychisch zo beschadigd zijn, dat je het woord `vergeving' niet meer kunt horen en helemaal niet meer over de lippen kunt krijgen. Afgezien van de vraag, of je alle misdadigers moet vergeven ─waarover ik in de volgende aflevering verder wil schrijven─, is er ook de vraag, of je het wel kunt... Om te kunnen vergeven is namelijk niet alleen geestelijk, maar ook psychisch het een en ander nodig. Geestelijk is nodig, dat je zelf van de vergevende liefde van de Heere Jezus mag leven. Dat hebben we de vorige keer gezien uit Colossenzen 2 vers 13 en 3 vers 13. Maar ook is het, om je naaste te kunnen vergeven, nodig dat je psychisch niet in de kreukels bent. Als je met jezelf niet in het reine bent, kun je namelijk een ander niet vergeven. Kijk, in het hart van Gods kinderen is déze genade gewerkt, dat ze altijd vergevingsgezind zijn. Dat ze altijd iemand graag zouden willen vergeven. Dat ze tegenover niemand wraakgevoelens of wrok koesteren. Dat ze iedereen Gods genade gunnen (in beginsel). Maar al is het door de wedergeboorte uit de Heilige Geest eigenlijk in het hart van al Gods kinderen gewerkt, om zo te zijn en om zo te doen..., dan betekent dat nog niet, dat ze het ook zomaar in praktijk kunnen brengen. Om daadwerkelijk te kunnen vergeven, moet er soms een proces van genezing plaatsvinden. De wond in je ziel, in je diepste innerlijk, kan zó groot zijn, dat je naar de daad van vergeving toe moet groeien. Een dominee kan wel gemakkelijk zeggen, dat je altijd moet vergeven, maar soms wordt al te gemakkelijk vergeten, dat dit niet automatisch gaat. We moeten dus vanuit Gods Woord wèl steeds weer deze grondhouding aan onszelf voorhouden, dat het onze plicht is om vergevingsgezind te zijn..., maar we mogen tegelijkertijd niet vergeten, dat we er innerlijk wel aan toe moeten zijn, om dat eerlijk te kunnen. We kunnen het niet zomaar. Wanneer er door iemand niet maar een klein beetje verkeerd is gedaan, maar wanneer het een afschuwelijke verwonding in je ziel heeft bewerkt, is het heel belangrijk, dat je innerlijk naar de daad van vergeving toegroeit. We moeten de dingen eerst verwerken. We mogen daarom ook in de eerste plaats met het slachtoffer, dus met onszelf bezig zijn. We mogen met de wond zelf bezig zijn, om deze te laten helen. En we mogen ook met de misdaad zelf bezig zijn, om te leren deze te verwerken. Op die manier kun je weer in balans raken, kan er weer een evenwicht in je ziel groeien, waardoor je aan het daadwerkelijk vergeven van de dader, de misdadiger, toe komt. Soms heb je daar andere mensen voor nodig, hulpverlening vanuit de gemeente, de familie, je vriendenkring. Soms ook professioneel. Maar steeds mag het dan in alle leed en onmogelijkheid vanuit ons worden bedacht: God is een God van vergevingen... Ook daarin wil ik als christen op Hem lijken... De volgende keer wil ik naar aanleiding van Lucas 17 vers 3 en 4 ingaan op de vraag `Moeten we altijd onze naaste vergeven en hoe dan?'
De vorige keer hebben we nagedacht over de wond, die zo groot kan zijn, dat je niet zomaar de misdadiger kunt vergeven. Je moet er naar toe groeien. Nu gaan we verder met nadenken over: Hoe we onze naaste moeten vergeven, en wel volgens Jezus' Eigen woord in Lukas 17 vers 3. Wat zegt Hij daar?
"Indien uw broeder tegen u zondigt, zo bestraf hem; en indien het hem leed is, zo vergeef het hem."
Hier staat, dat we niet zomaar moeten of mogen vergeven. Dat is zelfs niet echt mogelijk. Eerst moeten we onze broeder bestraffen. Onze broeder betekent onze naaste, die immers onze broeder of zuster is in Adam ... Voordat we daadwerkelijk hem kunnen vergeven, moeten we hem eerst bestraffen. Waarom? Omdat er behalve vergeving ook nog zo iets is als recht / gerechtigheid. Wat houdt dat dan in? Dat we niet recht hoeven te noemen, wat krom is. Dat mag zelfs heel niet eens! Wanneer ons onrecht is aangedaan, dan mogen we dat onrecht ook met die naam noemen en dan mogen we het de persoon in kwestie ook eerlijk zeggen. Dat is trouwens niet gemakkelijk. In de eerste plaats al niet om naar zo iemand toe te stappen. Wij praten immers liever over zo iemand, dan met zo iemand ...?! In de tweede plaats is het ook nog niet zo eenvoudig om bij dat bestraffen de juiste toon te vinden, vanuit de juiste gezindheid van ons hart te spreken. Misschien zijn we wel heel boos en gaan we ongemerkt verwijten uiten. Dat is nu net niet de bedoeling. We mogen niet gaan schelden. En in ons hart mag geen wrok zijn. We mogen in alle rust en ootmoed onze naaste eerlijk vertellen, wat we ervan vinden, wat hij ons heeft aangedaan. Hoe we erover denken. Er is nog een reden om onze naaste te bestraffen. Niet alleen, omdat er recht is en omdat het recht ook aan de orde mag komen. Maar ook, omdat de vergeving van ons hart bij die persoon niet `landt', wanneer hij zijn zonde niet inziet. Daarom zegt Jezus erbij: als het hem leed is ... Want wanneer die man of vrouw er geen spijt van heeft, zal de vergevingsgezindheid van jouw hart, absoluut geen plaats bij hem kunnen hebben. Hij vraagt niet om vergeving en hij aanvaardt zelfs geen vergeving. Maar wanneer jij hem bestraft en hij wordt daardoor overtuigd, zodat hij er verdriet over krijgt ..., dán wordt het anders. Dán krijgt hij behoefte aan vergeving en dan vraagt hij er natuurlijk ook om. Maar stel je voor, dat iemand niet om vergeving vraagt en ook geen spijt of berouw heeft van het onrecht, dat hij jou heeft aangedaan. Wat moet jij dan doen? Moet je dan wrok/wraak in je hart koesteren? Nee, dan is jouw hart nog steeds gewillig om hem zijn zonde graag te vergeven. Er leeft in jouw hart - als je een rechte christen bent! - het verlangen om te vergeven. In je hart héb je het hem al vergeven. Dat hangt dus niet af van zijn leed / berouw.
Hoe moeten wij onze naasten vergeven? Jezus zegt niet alleen, dat we het hem moeten vergeven, wanneer hij berouw er van heeft, maar Hij zegt nog iets. En dat is niet gemakkelijk om eerlijk mee eens te zijn en om daadwerkelijk in praktijk te brengen. Hij zegt in vers 4:
"En indien hij zevenmaal op een dag tegen u zondigt en zevenmaal op die dag tot u terug komt, zeggende: het is mij leed; zo zult gij het hem vergeven."
Kunnen jullie begrijpen, dat de discipelen, als ze dit horen, zeggen: vermeerder ons het geloof!? Ze zeggen eigenlijk: `Heere Jezus, maar dan moeten we wel een groot geloof hebben. Want zoals we nu zijn, kunnen we dat nooit opbrengen.' Het is ook absoluut onvoorstelbaar om op één dag zeven keer te vergeven. Maar de discipelen hebben door, wat ervoor nodig is en hoe het toch mogelijk is: geloof! Een groot geloof! Dan ga je zeven keer op pad om je naaste te bestraffen en vergeef je het hem op die dag even zo dikwijls...!