Bishop J.C Ryle zegt over Lukas 18:1-8
Auteur: ds. W. Pieters
"En Hij zeide ook een gelijkenis tot hen, daartoe strekkende, dat men altijd bidden moet en niet vertragen, zeggende: `Er was een zeker rechter in een stad, die God niet vreesde en geen mens ontzag. En er was een zekere weduwe in die stad en zij kwam tot hem, zeggende: doe mij recht tegen mijn wederpartij! En hij wilde voor een lange tijd niet; maar daarna zeide hij bij zichzelf: hoewel ik God niet vrees en geen mens ontzie; nochtans, omdat deze weduwe mij moeilijk valt, zo zal ik haar recht doen, opdat zij niet eindelijk komt, en mij het hoofd breekt.' En de Heere zeide: hoort, wat de onrechtvaardige rechter zegt! Zal God dan geen recht doen aan Zijn uitverkorenen, die dag en nacht tot Hem roepen, hoewel Hij lankmoedig is over hen? Ik zeg u, dat Hij hun haastig recht doen zal. Doch de Zoon des mensen, als Hij komt, zal Hij ook geloof vinden op de aarde?"
De bedoeling van de gelijkenis wordt door Christus Zelf verklaard. Om de woorden van een oudvader te gebruiken: `De sleutel hangt bij de deur': `En Hij zeide ook een gelijkenis tot hen, daartoe strekkende, dat men altijd bidden moet en niet vertragen.' Bedenk, dat deze woorden nauw verbonden zijn aan de plechtige leer van de Wederkomst, waarmee het voorgaande hoofdstuk sluit. Er wordt gebed bedoeld zonder vertragen, gedurende de lange periode tussen Christus' eerste en Zijn tweede komst. Dit scherpt Jezus Zijn discipelen in. In die tijd leven wij zelf ook. Het onderwerp is er dus één, wat onze bijzondere interesse moet hebben.
Deze verzen leren ons in de eerste plaats het grote belang van volharding in het gebed. Onze Heere deelt deze les mee door het verhaal te vertellen van een weduwe, die niemand had om voor haar te zorgen, die echter toch recht ontvangt van een goddeloze overheidspersoon, doordat ze star en stijf volhoudt. `Hoewel ik God niet vrees en geen mens ontzie', zegt de onrechtvaardige rechter, `nochtans, omdat deze weduwe mij moeilijk valt, zo zal ik haar recht doen.' Onze Heere Zelf past de gelijkenis toe: `Hoort, wat de onrechtvaardige rechter zegt! Zal God dan geen recht doen aan Zijn uitverkorenen, die dag en nacht tot Hem roepen, hoewel Hij lankmoedig is over hen?'
Als volharding al zoveel verkrijgt van een goddeloos mens, hoeveel te meer zullen Gods kinderen daardoor verkrijgen van de Rechtvaardige Rechter, hun Vader in de hemelen!
Het onderwerp `gebed' moest bij Christenen altijd belang inboezemen. Gebed is de ademtocht van het ware Christendom. Hier is het, dat de dienst van God begint. Hier bloeit zij. Hier verwelkt zij. Gebed is een van eerste bewijzen van bekering (Handelingen 9 vers 11). Verzuim van gebed is de zekere weg tot een val (Mattheüs 26 vers 40, 41). Wat ook maar licht werpt over het onderwerp `gebed' is tot welzijn van onze ziel.
Laat het dan diep in ons gemoed gegraveerd zijn, dat het veel gemakkelijker is om een gewoonte van bidden te beginnen, dan om die vol te houden. - De angst voor de dood - enige tijdelijke prikkelingen van het geweten -enige opgewonden gevoelens kunnen ervoor zorgen, dat iemand de vorm van gebed begint. Maar om met bidden voort te gaan vereist geloof. Wij worden gauw vermoeid en geven toe aan de influistering van satan dat het toch niet helpt. En dan is het tijd, dat de gelijkenis hierboven zorgvuldig moet worden bedacht. We moeten ons te binnen brengen, dat onze Heere ons uitdrukkelijk zei altijd te bidden en niet te vertragen.
Voelen we ooit een heimelijke neiging om ons te haasten in het bidden of om onze gebeden te bekorten of onzorgvuldig te worden in onze gebeden of om ons gebed geheel en al na te laten? Laat ons er zeker van zijn, dat dit een directe verzoeking van de duivel is. Hij probeert de vesting van onze ziel te ondermijnen en ons in de hel neer te werpen. Laat ons deze verzoeking weerstaan; laat ons besluiten standvastig te bidden, geduldig, volhardend en laat ons er niet aan twijfelen dat het ons goed doet. Hoe lang het antwoord ook wacht, laat ons toch blijven bidden.
Wáár we tijd voor maken, laat ons tijd maken om te bidden!
Deze verzen leren ons in de tweede plaats, dat God een uitverkoren volk op aarde heeft, dat onder Zijn bijzondere zorg staat. De Heere Jezus verklaart, dat God Zijn uitverkorenen, die dag en nacht tot Hem roepen, spoedig recht doet.
Uitverkiezing is één van de diepste waarheden van de Schrift. Uitverkiezing is een waarheid, die uit alle ware Christenen lofprijzing en dankzegging tevoorschijn moet roepen. Als God hen niet had verkoren en geroepen, zouden zij nooit Hem hebben gekozen en tot Hem hebben geroepen. Als Hij hen niet had uitverkoren vanuit Zijn Eigen welbehagen, zonder te letten op iets goeds in hen, zou er in hen nooit iets waardigs zijn om hen te verkiezen. De wereld en het vleselijk gemoed kan wel schelden op de leer van de uitverkiezing en de vals-godsdienstige kan het wel misbruiken en de genade van God omkeren in losbandigheid. Maar de gelovige, die zijn eigen hart kent, zal altijd God zegenen voor de uitverkiezing. Hij zal belijden, dat er zonder uitverkiezing geen zaligheid zou zijn.
Maar wat zijn de kenmerken van de uitverkiezing? Door welke tekenen zal iemand weten, of hij één is van Gods uitverkorenen? Deze kenmerken zijn duidelijk in de Schrift neergelegd. Uitverkiezing is onlosmakelijk verbonden met geloof in Christus en met gelijkvormigheid aan Zijn beeld. In de plaats voor ons hebben we een eenvoudig kenmerk, dat onze Heere heeft beschreven:
Gods uitverkorenen zijn een volk, dat dag en nacht tot Hem roept. Wezenlijk zijn zij een biddend volk. Eén ding is heel duidelijk: een mens, die niet bidt, mag nooit één van Gods uitverkorenen genoemd worden. Laten we dat nooit vergeten.