Bijbelcatechisatie Jozua
Auteur: ds. W. Pieters
De Pentateuch (de vijf boeken van Mozes) hebben we gehad. De Schrift maakt in het nu volgende boek een begin om de vervulling te verhalen van de belofte die God aan de aartsvaders heeft gedaan, en aan het volk Israël door Mozes heeft herhaald, en met een eed heeft bevestigd.
Daarom is het boek Jozua erg belangrijk: het laat ons als in een schilderij zien hoe nauwgezet God al Zijn beloften vervult die Hij aan Zijn volk Israël heeft gedaan.
We krijgen bij het lezen van de Bijbel niet in de eerste plaats les in aardrijkskunde, maar in Gods betrouwbaarheid. En dan gaat het niet alleen over lang geleden, maar we hebben hier te maken met de Zelfopenbaring van die God, Die vandaag nog Dezelfde is. Hij maakt hier aanschouwelijk bekend, Wie Hij is: een God Die doet wat Hij zegt.
Daarbij dringt dit boek aan dat we in nauwe omgang met deze God moeten wandelen, in geloof beantwoorden aan Zijn trouw.
Vervolgens zien we Gods heiligheid, rechtvaardigheid en vreeswekkendheid. Wat worden er veel mensen gedood, veel volken uitgeroeid! En dat alles omdat God de zonde zo ernstig neemt en terecht ze zo zwaar straft. Wat is er ook voor ons een ernstige les te leren. God laat ons niet ongestraft zondigen. Al schijnt eerst dat de straf niet komt, toch komt ze wel. Laten we ons niet bedriegen met de gedachte dat het vast nog wel wat meevalt bij de Heere. Hij komt op onze zonden eenmaal terug, tenzij ze zijn verzoend in het allesreinigende bloed van het OfferLam Jezus Christus!
Ook zien we in het boek Jozua Gods grootmoedigheid. Wat wordt Hij veel keren door Zijn Eigen volk getergd en versmaad. Toch geeft Hij het een heel goed land. Hij schenkt hen ondanks al hun gruwelijke zonden!, een rijke erfenis, om wille van Zijn eenmaal gegeven Woord aan hun stamvader Abraham. Het volk van de uittocht is vanwege zijn ongeloof niet in het land der belofte gekomen, maar ondanks alles houdt God toch Zijn verbond en leidt Hij het nageslacht er wel in.
Jozua, de zoon van Nun, is een type of afbeelding van Christus. Zoals Jozua het volk in het land der rust leidt - hoewel dit land de uiteindelijke rust niet is (Hebreeën 4 vers 8) - zo leidt de Nieuwtestamentische Jozua (zijn Griekse naam luidt: Jezus) Zijn volk in het hemelse land der Rust (Hebreeën 4 vers 9).
Veel daden en omstandigheden van Jozua kun je gemakkelijk betrekken op Jezus Christus, Die Zijn volk leidt door de rivier van verdrukking en de 'doodsjordaan'; Die Zijn kinderen voorgaat in de strijd; Die de geestelijke broers en zusters van hoer Rachab redt, enzovoorts.
De inhoud van het boek Jozua
1 Na de dood van Mozes bemoedigt God Jozua. Hij belooft: Ik zal u niet begeven en u niet verlaten. Lees eens in Hebreeën 13, wat Paulus met deze belofte aan Jozua doet!
Herhaaldelijk klinkt de oproep: heb (zeer) goede moed! Dit heeft hij als opvolger van Mozes en leider van het volk wel nodig ook: al ongeveer 85 jaar oud, een groot volk vol ongeloof, een land vol vreselijke en onoverwinlijke vijanden ...
2 Voordat ze de Jordaan overtrekken, stuurt Jozua eerst verspieders naar de grote grensstad Jericho. De hoer Rachab verbergt hen en ontvangt door middel van dat daadwerkelijke geloof de redding en de zaligheid zoals Hebreeën 11 vers 31 en Jakobus 2 vers 25 vertellen. (Tussen haakjes: is het geen landverraad wat Rachab doet?)
3 De doortocht door de grensrivier. Wanneer komen ze bij de oever aan? Als de rivier bijna drooggevallen is na een lange tijd van droogte, zodat ze er met weinig moeite zo door kunnen? Nee, maar (vers l5) wanneer de rivier vol is aan al haar oevers! Zo wordt Gods macht een wonder voor het volk, begrijp je? En Psalm 66 vers 6 leert ons hoe we dit wonder door het geloof moeten beschouwen!
De Ark gaat voorop. Zo is dat geestelijk nog steeds: niet wij gaan voorop, maar de Heere. De Ark is teken van verzoening. Zo kan God onder Zijn volk vertoeven.
7 Bij het kleine stadje Ai wordt een gevoelige nederlaag geleden. Meteen rijst er twijfel op bij Jozua (vers 7) dat de HEERE nu Zijn volk toch in de steek laat. Maar de schuld ligt bij het volk. Niet bij heel het volk, slechts bij Achan en de zijnen. Voordat deze misdaad is gestraft, gaat de Heere niet met het volk verder. Zo ernstig neemt God mijn zonden...!!! O, dat we er toch 's een indruk van hadden, wat in Gods oog onze ongehoorzaamheid is...; we zouden zo vreselijk schrikken.
8 Ai wordt door list en strijd ingenomen
Bij die grote getallen van mensen (ook op andere plaatsen in de Schrift) moeten we bedenken: het Hebreeuwse woord dat is vertaald met 'duizend', heeft drie betekenissen: (1) het wiskundige getal 1000 (999+1); (2) clan, stam, groep; (3) leider of overste / aanvoerder / hoofdman van zo'n groep. Zo'n clan of groep was vaak een (uitgebreide) familie. Daarom is het dus in bijna de meeste gevallen zeker, dat er niet zoveel duizend mannen zijn, maar dat er zoveel groepen (van misschien maar 18 of 25) mannen zijn. Dat geldt zowel voor de aantallen soldaten, die ten strijde trekken, als van de aantallen gesneuvelden.
De Wet wordt voorgelezen op de berg Ebal, terwijl het volk hoort en toestemt / beaamt.
9 De Gibeonieten komen door list met het volk Israël in een verbond en worden gespaard.
10 Ondanks Gods grote daden volharden de koningen van het land in hun verzet; ze verharden zich en zijn daarin een spiegel voor ons allen! Ze ondernemen de strijd, maar worden heerlijk / glansrijk overwonnen.
11-12 Door Gods onwankelbare en onoverwinnelijke genade wordt overwinning na overwinning behaald.
13‑19 Het land wordt verdeeld, een ieder krijgt zijn portie, naar het lot. Dat is: zoals God, Die het lot bestuurt, wil (Spreuken 16 vers 33). Hieruit trekt Psalm 16 vers 5 een geestelijke les.
20 Zes vrijsteden worden aangewezen, opdat ongebreidelde bloedwraak wordt voorkomen. Deze steden zijn een afbeelding van Christus, Die onze Vrijstad is, wanneer wij des doods schuldig zijn...
21 Levieten krijgen niet anders dan steden toegewezen (geen stamgebied dus); over het hele volk verspreid, enerzijds als oordeel (Genesis 49 vers 7), anderzijds aan de tempeldienst gewijd als voorrecht. Dit is meteen ook een zegen voor het hele volk, omdat Levieten de onderwijzers / predikanten zijn, die Gods Woord moeten uitleggen / preken.
22 De stammen die in het overjordaanse woonplaats kregen, maar wel moesten helpen bij de strijd, mogen terug. Ze bouwen een (herinnerings)altaar, wat door een misverstand en door onverstandige ijver bijna op burgeroorlog uitloopt. Laat ons ervoor oppassen te denken dat onze beoordeling van wat de naaste doet, altijd juist is...!
23 Jozua vermaant het volk de Wet des HEEREN te houden. De Heere heeft trouw voor Zijn Woord gezorgd. Hij is het waard om gediend te worden. Ernstig laat hij horen dat de straf op verbondsbreuk zeker zal komen.
24 Het verbond van God met Zijn volk wordt bij Sichem vernieuwd. Jozua stelt het volk voor de eis: dien de HEERE! Willen ze dat niet, dan mogen ze kiezen: de afgoden van Mesopotamië, die Abram diende, of die van Egypte, die hun ouders dienden. Maar Jozua zelf wenst met al de zijnen de HEERE alleen te dienen! Wat kies jij? Jozua sterft, 110 jaar oud.
Jozua 24 vers 19
God is zo heilig, dat wij Hem nooit kunnen dienen buiten Middelaar om. Slechts in Christus kan het. Jozua laat het duidelijk horen: wie meent dat God ongeveer gelijk is aan ons, vergist zich schromelijk. Hij kan buiten de Middelaar, de Borg, de Tussentreder, door ons niet worden benaderd. We hebben zo vaak zulke amicale en kleinmenselijke of alledaagse gedachten over God. We zijn vaak zo weinig doordrongen van Zijn hoogheid en verhevenheid, Zijn heiligheid en vlekkeloos Recht. We hebben nodig dat dit diep in ons hart wordt ingeprent. Dan alleen zal er plaats komen voor de Meerdere Jozua.
Eed
De aan de Gibeonieten gezworen eed is heilig. Al sluiten ze dit verbond onterecht, nu het eenmaal is gesloten, moeten ze het ook houden (Psalm 15 vers 4). Het is de redding voor dit volk. Wat een wijsheid, wat een inspanning: ze zochten het leven, ze geloofden in de overwinning van Israëls God, ze onderwierpen zich aan Hem...! O, dat we in díe zin op deze Gibeonieten mogen lijken, dat ook wij alles op alles zetten om eveneens in Gods genadeverbond te worden opgenomen! Al hebben we geen rechten, al horen we bij de heidenen, ja, bij een ten dode gedoemd en aan de verdoemenis gewijd volk..., we mogen toch komen; en dat nú zonder list of bedrog, vrijuit belijdende: ik hoor niet bij Uw volk, ik
Rachab
Wij weten niet hoe veel of hoe weinig geloof er nodig is om zalig te worden. We zeggen het in theorie heel gemakkelijk: het moet een waar geloof zijn, hoe klein dan ook; zelfs het allerkleinste ware geloof is genoeg. Maar als het erop aan komt om dit in te vullen, welke geloofskennis er dan wel of niet nodig is, wat er dan gekend, bevonden en ervaren moet zijn, wil het geloof een waar geloof kunnen heten..., dan is het nog niet zo eenvoudig om dat precies in te vullen. En dat is nu ook bij Rachab. Ik vermoed sterk dat Rachab bij het in vrede ontvangen van de verspieders en het verbergen van hen en heel de handeling die erbij hoorde, niet wist: mijn zonden zijn vergeven. Zelfs wist zij niet: de vergeving der zonden is mij beloofd. Wat zij precies wel heeft geweten, gekend en ervaren en wat niet, kunnen we slechts uit het Woord halen en in Jozua 2 staat niets over genade en vergeving, maar wel over God in Zijn grootheid, dat Hij de enige God is en dat Hij het land Kanaän zou geven aan Israël. En er was duidelijk een verlangen om bij Israël te horen. Maar ook daarvan moet gezegd worden: heeft zij dat verlangen gehad uit angst dat zij om zou komen in de verwoesting van Jericho, of ging het haar om God?
Mozes’ dood / Jozua, Mozes’ dienaar en opvolger
Mozes is niet alleen een afbeelding van de Heere Jezus, maar soms ook beeld van de functie van de wet in het leven van Gods volk. Het sterven van Mozes beeldt ons af dat de wet ons niet in het geestelijke Kanaän brengt. Dat kan alleen Jezus (deze Naam is Grieks voor het Hebreeuwse ‘Jozua’), de Meerdere Jozua. Zo moeten we allen door het bevindelijke werk van de Heilige Geest sterven aan de wet om te leven vanuit Jozua, Die de wet heeft volbracht en zo de wet / Mozes dient! Bij de bestudering van Gods Woord blijkt ons dat de schrijvers van het Nieuwe Testament soms veel meer uit het Oude halen, dan wij erin zien. Dat geldt ook voor de verhouding wet en Evangelie, afgebeeld in de beide leiders van het volk Israël: Mozes en Jozua.