Bijbelcatechisatie Ruth
Auteur: ds. W. Pieters
De Hoofdpersoon van dit boekje is niet Ruth, ook niet Boaz, maar de HEERE, Die in de lieflijke tekening van dit kleine boekje laat zien hoe Hij heidenen trekt tot binnen de lichtglans van Zijn heilrijk Woord. Het beschrijft de afstamming van David en dus van Davids grote Zoon Jezus Christus. Christus wordt afgebeeld door daden en woorden van Boaz. Het boekje laat zien hoezeer de hele openbaring van het Oude Testament roept om de komst van de Goël, de Losser. Daarom heeft God het losserschap (Leviticus 25 vers 23-34) en het zwagerhuwelijk (Deuteronomium 25 vers 5-10) ingesteld. Niet in alleen voor de sociale nood, maar ook om heen te wijzen naar de Christus, Die Zijn volk geestelijk zou (ver)lossen.
We zien in dit boekje onder andere beschreven wat voor goede verhouding er kan zijn tussen baas en arbeiders. Geen wanklank wordt gehoord in de verhouding tussen Boaz en zijn personeel. Alles ademt vrede. Hierin ligt voor ons een belangrijke les. Ook voor onze tijd is de enige oplossing voor alle spanningen en conflictsituaties: de terugkeer naar Gods Woord, waarin de Heere – ook in dit boekje – schrijft over de goede maatschappelijke verhoudingen. Hoe wij ons gedragen in de praktijk van het dagelijkse leven is het ‘visite‑kaartje’ van de kerk! We zien hoe Boaz de wet naleeft, door weduwen aren te laten lezen (Leviticus 19 vers 9). We zien, hoe hij Ruths eerbaarheid redt tijdens die nacht op de dorsvloer. We kunnen hieruit leren kuis te zijn! We zien ook een voorspel van de grote toevergadering der heidenen, van wie Jezus ook afstamt via deze Moabietische.
De inhoud van het boek Ruth
1 Elimelech (= mijn God is Koning) gelooft niet dat zijn naam waar is, want nu er in Bethlehem (= Broodhuis) honger is, vertrouwt hij niet op God. Waarom is deze honger er? Heeft God niet beloofd Zijn volk te zullen zegenen? Jawel, maar het oordeel is ook gedreigd. Zo moeten we de inzet van dit boekje verstaan. Wie echter van onder de oordelen Gods tracht te ontsnappen, vindt (zoals Elimelech in Moab) de dood. Zelfs de beide zonen Machlon en Chiljon sterven. Laat ons altijd bedenken dat Gods zegen alleen in de weg van gehoorzaamheid wordt verkregen! Naomi hoort dat God Zijn volk weer heeft bezocht en keert terug naar Israël. Bij de grensrivier stelt ze haar twee schoondochters op de proef. Orpa, de vrouw van Chiljon, keert terug, maar Ruth, die echt bekeerd is, wil niet naar haar goden. Al hoort ze dan niet bij het volk van Jehovah, toch kiest haar hart voor dat volk. En al is de Moabietische god Kamos haar god, haar hart kiest toch voor de HEERE. En ons hart? In Bethlehem terug gekomen klaagt Naomi, dat ze beter Mara (=Bitter) kan heten.
2 Overeenkomstig Gods Wet (Leviticus 19 vers 9) mag de vreemdelinge en weduwe Ruth aren rapen op de akkers. Toevallig voor haar komt ze bij een familielid van haar schoonmoeder, Boaz, terecht die haar vriendelijk toespreekt (hoe gaan wij met vreemdelingen om? Zien we ze liever gaan dan komen?) en aan zijn maaiers bevel geeft om zo nu en dan aren te laten vallen. Hierin ziet een gelovig gemoed wel eens een beeldspraak / illustratie van hoe de Heere Jezus met arme zielen omgaat: Hij is nog veel milder dan Boaz en geeft gul en graag ...
3 Naomi hoort wie die landbouwer is en krijgt een ─ door Gods Geest ingegeven ─ idee. Boaz zou Ruth wel kunnen huwen en de akkers die Elimelech verkocht, toen hij naar Moab trok, en die Naomi niet kan terug kopen vanwege haar armoede, voor hen terug kopen (lossen = aan hen terug geven). Daarom geeft ze Ruth de opdracht om in de nacht naar Boaz te gaan en hem te vragen haar tot zijn vrouw te nemen. Dat doet ze. De vraag ‘Breid uw vleugel over mij uit’ betekent: neem mij tot uw vrouw. Dit doet Boaz niet direct. Hij luistert niet naar de stem van de hartstocht. Wel wil hij haar tot vrouw nemen, maar er is een ander familielid dat tot Naomi in nadere relatie staat en het eerste lossersrecht heeft. Dat recht moet eerlijk worden afgehandeld! Zo moeten we altijd ─ zowel in burgerlijke, kerkelijke als geestelijke zaken ─ omgaan met recht en wet!
4 De volgende dag gaat Boaz naar het stadje Bethlehem en in de poort wacht hij op de nadere losser en vraagt hem of hij er zin in heeft om de akkers van Naomi aan haar terug te geven. Dat heeft hij wel; want hij denkt: als Naomi straks sterft, krijg ik toch alles weer, omdat er geen wettige erfgenamen zijn. Boaz merkt dan op, dat hij dan ook Ruth moet trouwen om zo een kind te verwekken dat op naam van Naomi en Elimelech komt. Dit staat die man niet aan, omdat dan de akkers toch weer uit zijn bezit raken. Zo zelfzuchtig zijn wij niet...? Hij doet er afstand van ─ waarbij hij zijn schoen / sandaal moet uittrekken ─ en Boaz krijgt in de weg van recht Ruth tot zijn vrouw. Dan wordt er een kind geboren, dat de naam Obed krijgt, in wie Naomi erg getroost wordt. Het hoofdstuk (en het boekje) loopt uit op de geslachtslijst van het koninklijk Huis van David, waarin we, via Mattheüs 1 de belofte zien van de komende Christus.
Boaz en Ruth
In de geschiedenis van Ruth en Boaz is vaak een treffende illustratie gezien van de verhouding tussen Christus (de meerdere Boaz) en de ziel van de gelovigen. Maar hoe moeten we dit invullen? In de Heilige Schrift zien we meermalen dat een aardse gebeurtenis of wet een geestelijke bedoeling heeft. Je zou kunnen zeggen: door het hele leven heen ligt de geestelijke prediking verstrengeld. Alle facetten van het dagelijkse leven hebben voor de opmerkzame toeschouwer een les. Steeds wil de Heere Zijn kinderen aanschouwelijk onderwijs geven. Denk aan de vele gelijkenissen van Jezus.
Wie als ‘Moabiet’ toevlucht zoekt bij Hem, Die Ruth en haar volk buiten de tempel en de dienst der verzoening sloot (Deuteronomium 23 vers 3; Nehemia 13 vers 1), wordt niet weggestoten. Wat een verrassing voor zo’n buitenstaand volk! We zien Gods bijzondere voorzienigheid, dat ook het ‘toevallige’ niet toevallig is, maar bestuurd wordt. Voor ons toevallig, toch door God geleid. Zo komt Ruth op de akker van Boaz. We leren uit dit boekje verdrukkingen geduldig verdragen, zoals Naomi; en voor jongbekeerden vriendelijk zijn, zoals Naomi en ook Boaz voor Ruth. In dit boekje wordt ons de tegenhanger geschetst van het plattelandsleven in dezelfde richterentijd, nu niet zoals in Richteren 17 en 19, maar vredig.
Ruths keuze
Een van de mooiste stukjes uit dit boekje is de keus van haar hart, zoals Ruth die op de grens van Moab - Israël uitspreekt. Hier oefent zij het echte geloof.
Geloven is onder andere God kiezen tot onze Vader, Heere en Zaligmaker. Ons onvoorwaardelijk aan Hem overgeven. Deed je dat wel eens met de vurige en eerlijke wens van je hart, of heb je daar nog steeds geen zin in?
Wat is bij Ruth aan de orde? Zij geloofde dat het bij die God Die haar buitensloot(!), beter was dan bij de god van thuis die haar binnensloot. Wat is onze mening? Willen ook wij liever horen bij die God Die tot ons zegt dat we onder Zijn vloek liggen? We zullen er ons leven lang geen spijt van krijgen, al biedt het woord van Naomi (de verkondigster van Gods Woord) ons niets anders dan leed en ellende (Johannes 16 vers 33).
God is echter – zoals Ruth beleefde in de weg van onderworpenheid en gehoorzaamheid – een verrassend God, Die Zijn volk steeds weer verblijdt met Zijn heilrijke gaven. Op wie lijk jij? Op Ruth of op Orpa? Orpa kon zonder God leven en moest zonder Hem sterven! En wij? Wanneer wij mét Ruth begerig zijn geworden naar het leven van Naomi, omdat zij in al haar verdriet toch een God had (al had Hij haar geslagen en bitterheid aangedaan...), dan zal de Heere die begeerte niet teleurstellen. Je zult het niet meemaken dat je méér van God verwacht, dan Hij waar maakt. Hij houdt getrouw Zijn eenmaal gegeven woord (ook al was dat in Ruths dagen nog niet op papier): al wie tot Mij komt, zal Ik geenszins uitwerpen! Hier kun je vast van op aan.
Wie zich geeft, overgeeft, zoals Ruth, zonder voorwaarden te stellen en zonder op enige goede hoedanigheid van zichzelf te steunen, zal merken dat de Heere niet tegenvalt, maar eeuwig meevalt. Er is een volk dat zelfzich zo bitter tegenvalt en dat het moet hebben van de meevallers. En dat volk wordt eeuwig zalig! Matthew Henry schrijft:
Dit nu is een voorbeeld van een oprechte bekering tot God en Zijn dienst. Daartoe moet het met ons komen. Wij moeten de Heere aannemen tot onze God: Deze God is mijn God eeuwig en altoos; ik heb Hem als de mijne erkend en aangenomen... Hierin moet ons aankleven aan Christus inniger zijn, dan dat van Ruth aan Naomi: zij besloot dat niets dan de dood hen zou scheiden, maar wij moeten besluiten dat zelfs de dood ons niet zal scheiden van de liefde van Christus, en dan kunnen wij er zeker van zijn, dat de dood ons niet zal kunnen scheiden van onze gelukzaligheid in Christus.