Het psalmboek: psalm 3 en 4
Auteur: ds. W. Pieters
Psalm 3 gaat over strijd en overwinning, een onderwerp dat tamelijk vaak aan de orde is, niet alleen in de psalmen, maar ook in het leven van een 21ste eeuwse christen. Het gaat ook over eigen schuld, want David vluchtte voor Absalom…
Naar aanleiding van vers 3 vraag ik mijn catechisanten wel eens: staan er ook onwaarheden, leugens, in de Bijbel. Het antwoord moet natuurlijk ‘Nee’ zijn, maar dan laat ik ze dit vers opzoeken en leg uit, dat er wel zeker onwaarheden in de Bijbel staan. Of was het wél waar wat de vijanden van David zeiden?:
Velen zeggen van mijn ziel: “Hij heeft geen heil bij God.”
Is het waar dat velen dit over David zeiden? Ja, dat is waar. Het kunnen vijanden zijn geweest, die het met leedvermaak zeiden; maar het kunnen ook vrienden zijn geweest, die het met droefheid dachten en zeiden: nu is het afgelopen met onze geliefde koning.
Is het ook waar wát die mensen over David zeiden? Nee, zeker niet, want God ontfermde Zich over hem: hij had wél heil bij God.
Om nu op de inhoud van deze uitspraak nader in te gaan: hoe is het met jou? Denk je dat er voor jou heil, zaligheid, is bij God? Deel jij door vertrouwensvolle overgave aan de Heere, ook in dit heil?
Wat ben je diep te beklagen als niet alleen mensen dit over jou zeggen, maar als het ook waar is: voor jou is er bij de heilige God alleen nog maar rampzaligheid, verdiende straf!
Wat nu niet waar was voor David, was wel waar voor zijn zoon: de ongehoorzame Absalom vond geen heil bij de God van zijn besnijdenis. Zo zullen ook wij, als wij de weg van ongehoorzaamheid gaan, niet kunnen rekenen op Gods heil of genade.
Voor de grote Zoon van David, Jezus Christus, was het ook waar: aan het kruis was er geen heil voor Hem. Daarom klaagde Hij dat Zijn Vader Hem had verlaten.
Wat een ontstellende diepte: als we bij God geen hulp meer hebben. Wie zal ons dán kunnen helpen? Dan zijn we reddeloos overgeleverd aan het verderf! O, wat zal dat ellendig zijn in die grote dag der dagen, wanneer je voor de grote witte troon moet verschijnen, en er is geen heil meer voor jou, een eeuwigheid lang geen heil, alleen maar ramp en nameloze ellende, wroeging en onuitsprekelijke foltering in je geweten, omdat je de aanbieding van het heil hebt veracht.
Tegenover de moedbenemende aantijging van vers 3 stelt David in geloofsvertrouwen vers 4:
Maar Gij, HEERE, zijt een Schild voor mij, mijn eer, en Die mijn hoofd opheft.
Hij wist zeker dat de Heere zijn zonden had vergeven. Hoe kon hij dat zeker weten? Omdat God het hem zei. Hoe zegt God dat? Door Zijn knecht, in dit geval Nathan. God verkondigt ons de vergeving, en wij ontvangen die metterdaad op het moment dat we dit Woord van vergeving geloven. Wie aan Gods beloftewoord geen geloof hecht, ontvangt het niet. Wie er geloof aan hecht, ontvangt het wel.
David mocht door Gods genade dit woord graag aannemen, zoals we van de mensen op de pinksterdag lezen. Daarom wist hij: God is mijn Schild en Hij zal goed voor mij zorgen – al ben ik het helemaal niet waard.
David weet hoe het kan dat God hem verhoorde, terwijl hij deze ellende helemaal aan zichzelf had te wijten. Hij schrijft:
Ik riep met mijn stem tot de HEERE, en Hij verhoorde mij van de berg van Zijn heiligheid.
De uitdrukking ‘berg van Zijn heiligheid’ is typisch Hebreeuws en betekent in alledaags Nederlands: Zijn heilige berg. Over welke berg heeft David het dan? De berg waar de ark stond, de berg waar God Zijn aanwezigheid en Zijn gunst toonde.
Die ark was voor het geloof van al Gods vromen in het Oude Testament er het bewijs van dat de Heere vergevingsgezind was en Zijn hulp, Zijn heil, zou bewijzen. Daarom verhoorde de Heere hem.
Daarom kan hij de Psalm ook besluiten met die prachtige woorden, die in de buik van de grote vis opnieuw klinken:
Het heil is des HEEREN.
Jona zegt (2 vers 9):
Ik zal aan U offeren met de stem der dankzegging: wat ik beloofd heb, zal ik betalen. Het heil is des HEEREN.
Voor de eerste keer lezen we in de Bijbel het woordje ‘sela’. En wel drie keer in deze Psalm. Wat dit woordje betekent, weten we niet precies, maar het legt extra nadruk op wat daar staat: in vers 3: “…geen heil bij God.” In vers 5: “Hij verhoorde mij van de berg van Zijn heiligheid.” En in vers 9: “Uw zegen is over Uw volk.”
O, wat een heerlijke zekerheid, dat God Zijn volk niet ongezegend laat. Bezit jij deze zegen ook, dat God jóuw God is?
In Psalm 4 noemt David God met de Naam God van mijn gerechtigheid. Hij weet dat God hem kent, en dat Hij weet hoe eerlijk David is.
Hieruit kunnen we leren dat we alleen dan tot God kunnen bidden wanneer we eerlijk zijn. Wie oneerlijke plannen heeft, voelt ook in zijn geweten wel dat hij nu niet hoeft te bidden.
-> Hoe eerlijk ben jij? Kun je zeggen: God weet van mijn gerechtigheid, dat is: van mijn oprechtheid?
David is in benauwdheid. Dat kan dus samen gaan: een eerlijke zaak voorstaan en ondertussen toch door God zó ‘in de steek gelaten worden’, dat je in benauwdheid komt. Zo heeft David het beleefd in de jaren dat koning Saul hem achtervolgde en naar het leven stond.
-> Wanneer je tegenspoed hebt, betekent dat nog niet dat je God tegen hebt. Het kan zijn dat de Heere je beproeft.
David weet ook dat de Heere naar hem luistert (vers 2 & 4):
In benauwdheid hebt Gij mij ruimte gemaakt; wees mij genadig, en hoor mijn gebed.
De HEERE zal horen, als ik tot Hem roep.
Wat ongelooflijk rijk eigenlijk, dat God naar ons wil horen. Wij zijn zo klein en Hij is zo groot en hoog verheven… En toch merkt Hij het als jij tot Hem bidt. Best wel vreemd eigenlijk, dat David hier belijdt dat God naar hem luistert (Gij hebt ruimte voor mij gemaakt), terwijl hij toch niet heeft gekregen wat hij graag wilde, want hij zegt er meteen bij (vers 3):
Gij, mannen, hoe lang zal mijn eer tot schande zijn?
God hoort wel en geeft ook wel wat ruimte en verhoring, maar niet zo dat het leven nu alleen rozengeur en maneschijn inhoudt. Er is nog genoeg leed en ellende in het leven van de bidder.
-> Een hele les: te geloven dat God hoort en helpt, maar niet altijd zoals wij wensen en ook niet op het moment dat wij het wensen.
Nu een heel ander punt: er is in de taal van de psalmen best heel wat voor ons onbegrijpelijk. Neem nu vers 4:
Weest beroerd, en zondigt niet; spreekt in ulieder hart op uw leger, en weest stil. Sela.
Wat betekent: wees beroerd? Helaas krijgen woorden een andere betekenis of raken in onbruik. Het woord ‘beroerd’ gebruiken wij nog wel, maar niet meer in de betekenis waarin de statenvertalers en de mensen in die dagen het gebruikten. Tegenwoordig betekent het woord ‘beroerd’: naar, ellendig. In dit vers betekent het: wees boos. En David voegt er meteen bij: en zondig niet. Als je boos wordt, moet je zó boos worden, dat je niet zondigt.
Helaas verandert taal, maar met de kanttekeningen kom je er soms wel uit, want daar staat: als gij u vertoornt of onstelt…
Bekend zijn de woorden die we in vers 7 lezen:
Velen zeggen: “Wie zal ons het goede doen zien?” Verhef Gij over ons het licht van Uw aangezicht, o HEERE.
In de crisistijd waarin we ons nu bevinden, is het goed om Davids oplossing van het probleem op ons in te laten werken: als zekerheden ons ontvallen en als nare dingen ons bedreigen: ontslag, geen werk kunnen krijgen, failliet gaan… wie zal dan het goede aan ons geven? Waar moeten en mogen we oplossing zoeken?
Als God het licht van Zijn aangezicht over ons laat lichten, zoals Hij in Numeri 6 ons al beloofde, dán zal het goed zijn en goed komen, denk je niet?
Maar wat houdt dat in: ‘Gods gezicht licht over mij’?
De uitdrukking ‘Gods gezicht’ is beeldspraak, ontleend aan ons mensen. God als Geest heeft niet op dezelfde manier als wij een gezicht.
En wat betekent het nu dat dit gezicht licht / licht verspreidt? Weer is het beeldspraak: zoals de zon schijnt, zo schijnt Gods gezicht geestelijk over ons. En wel wanneer wij gaan beleven dat de Heere ons gunstig gezind is; dat Hij ons niet meer haat, maar lief heeft. En als gevolg daarvan dat Hij voor ons zorgt, dat Hij ons helpt. Maar, let op: het gaat niet om de hulp en de gaven; het gaat om Gods goedkeuring, Zijn liefde in al die hulp en in al die gaven. En dat is duidelijk een geestelijke zaak, die we alleen in ons diepste innerlijk kunnen beleven, en die we niet aan allerlei uiterlijke omstandigheden kunnen afmeten. David werd vervolgd, en was duidelijk niet aan de winnende hand, maar toch straalde Gods gunst en liefde, Zijn genade en barmhartigheid in zijn ziel. Zo zegt ook vers 8 het:
Gij hebt vreugde in mijn hart gegeven, meer dan in de tijd dat hun koren en hun wijn vermenigvuldigd zijn.
In het hárt! Voel jij nu in je hart de vreugde van God? Lees dan eens antwoord 58 van de Heidelbergse Catechismus…
Meer over psalm 3
Psalm 3 zingen
Psalm 3 onberijmd
Samenzang psalm 3
Tekst en beeld psalm 3
Meer over psalm 4
Psalm 4 zingen
Psalm 4 onberijmd
Samenzang psalm 4
Tekst en beeld psalm 4