Spreuken 25:21,22 - de jeugdbijbel in de Bijbel
Auteur: ds. W. Pieters
“Indien degene die u haat, hongert, geef hem brood te eten;
en zo hij dorstig is, geef hem water te drinken;
want gij zult vurige kolen op zijn hoofd hopen
en de HEERE zal het u vergelden.”
Spreuken 25 vers 21, 22
Liefde is te sterk om tevreden te zijn met alleen maar slechte dingen ná te laten en ze is te krachtig om in wènsen te blijven steken. Liefde wil iets góeds doen, liefde wil zich uíten.
Liefde richt zich in de eerste plaats op vrienden en beminden, maar daar blijft ze niet bij staan. Ze gaat verder en strekt zich ook uit tot vijanden.
Wie zijn jouw vijanden? Wie zijn de personen die jij haat? Als het goed is, ken jij niemand die jij haat, al zouden er helaas nog zoveel zijn die jóu haten... Een Christen heeft geen vijanden die híj vijandig gezind is, maar helaas wel vijanden die hèm vijandig gezind zijn.
Als iemand jou lelijk en gemeen behandelt, wat doe je dan? Wat rijst er op in je hart? Welke plannen maak je? Zit jij dan plannen uit te broeden om deze gemene vent g ó e d te behandelen, met liefde te verzorgen? Of gun je hem in wraak de vergelding van een ongeluk, de straf van allerlei ellende?...?
Salomo wijst erop ─en Paulus haalt deze woorden aan in Romeinen 12 vers 20─, dat wij zelfs de meest vijandige lieden met liefde tegemoet moeten treden. Misschien denk je: dat wìl ik wel, maar dat kàn ik niet. Ik bid wel voor die mensen die mij zo gemeen behandeld hebben, maar ik kan het niet over mijn hart verkrijgen om ze vriendelijk aan te spreken of behulpzaam met ze om te gaan... Dan zeg ik je: je bedriegt je. Het gebed voor je vijanden moet een daad worden, en anders is het niets waard! Wie niet metterdaad zijn vijanden goed doet, bid ook niet eerlijk voor ze.
Jezus voegt die twee zaken bijeen, als hij zegt:
“Heb uw vijanden lief
zegen ze die u vervloeken
doe wèl degenen die u haten
en bid voor degenen die u geweld doen en u vervolgen.”
Mattheüs 5 vers 44
De vijanden van een Christen verschaffen hem een goede gelegenheid om zich te oefenen in Christelijke deugden, om zijn liefdesideaal in praktijk te brengen. Zijn vijanden leren hem om metterdaad het beeld van Christus te dragen, Die Zijn vijanden beminde en voor hen stierf. Hij bad voor Zijn kruisigers.
En Stefanus bad voor zijn stenigers... Hij werd in het uur van zijn dood nog geoefend in de gelijkvormigheid van Christus.
God geeft Zijn kinderen de gelegenheid om de praktijk der Godzaligheid te laten zien en om zo de geur van Christus te verspreiden. Hoe geeft God aan Zijn kinderen deze goede gelegenheid? Door vijanden en haters in het leven van Zijn kinderen toe te laten, aan wie zij hun Christelijke naastenliefde kunnen bewijzen. Aan wie ze kunnen bewijzen, hoezeer ze het beeld van Christus dragen en in welke mate ze Hem gelijkvormig zijn geworden. God laat vijanden in ons leven toe, hatelijke mensen, plagers, gemenerikken..., opdat wij die goede gelegenheid zouden te baat nemen om hen wèl te doen. Om met een hart vol liefde eten te geven aan die man, die ons gisteren belasterde. Om met een hart vol liefde drinken te geven aan die vrouw, die ons vorige week beroddelde. Om met een hart vol liefde misdaden te overwinnen door weldaden...
Wij mogen God wel dankbaar zijn voor onze vijanden. Dat Hij ons zulk een goede oefenschool verleent in zelfverloochenende liefde, om zulk een ootmoed en verdraagzaamheid te mogen leren in de praktijk van het dagelijkse leven, zodat we al meer op Christus gaan lijken en zo ook onze vijandige naaste voor Hem mogen winnen...
Zeg, hoe staat het in deze zaak met jou? Is het je wens en bede om ook zo met al je naasten om te gaan? Of heb je in je hart er één uitgezonderd? Heb je alleen maar de wèns en de béde, of dóe je het ook?
`Christus stierf voor mij', zo mag Gods kind gaan verstaan, `toen ik nog Zijn vijand was. Zou ik dan niet voor mijn vijanden alles willen overhebben?'
Nee, er wordt van ons niet gevraagd, dat we onze vijanden vertrouwen, maar wel dat we ze liefhebben en vergeven. En wat een vreugde geeft dat! Dan hoef je geen andere beloning, dan deze: dat de HEERE Zelf Zijn gunst erover gebiedt en laat merken dat deze praktijk Hem aangenaam is!