Bishop J.C Ryle zegt over Johannes 8:56
Auteur: ds. W. Pieters
“Abraham, uw vader, heeft met verheuging verlangd, dat hij Mijn dag zien zou; en hij heeft hem gezien en is verblijd geweest.”
We moeten in dit vers opmerken welke duidelijke kennis van Christus Abraham bezat. Wanneer onze Heere deze opmerkelijke woorden gebruikt, is Abraham reeds minstens 1850 jaar tevoren gestorven en begraven! En toch wordt gezegd, dat hij de dag van onze Heere heeft gezien! Wat klinkt dat wonderlijk! Toch was het volstrekt waar. Door het geloof zag hij vooruit naar de dag van de vleeswording van onze Heere, welke nog moest komen; en toen hij zag, was hij verblijd.
Dat hij veel dingen door een spiegel duister zag, hoeven we niet te betwijfelen. Dat hij de manier en de omstandigheden van het offer van onze Heere op Golgotha geheel kon hebben uitgelegd, moeten we niet veronderstellen. Maar we hoeven er niet voor terug te deinzen, te geloven dat hij op grote afstand een Verlosser zag, Wiens komst uiteindelijk heel de aarde zou verblijden. En toen hij het zag, werd hij verblijd.
De eenvoudige waarheid is, dat we geneigd zijn te vergeten, dat er nooit meer dan één weg der zaligheid was, één Zaligmaker en één hoop voor zondaren. En dat Abraham en al de Oudtestamentische heiligen op dezelfde Christus hebben gezien, op Wie wij nu zien. We zullen er goed aan doen ons het Zevende Artikel van de kerk van Engeland te herinneren:
“Het Oude Testament is niet tegen het Nieuwe, want in beide het Oude en in het Nieuwe Testament wordt het eeuwige leven aangeboden door Christus, Die de enige Middelaar is tussen God en de mensen, omdat Hij God en Mens is. Daarom moet aan hen geen gehoor gegeven worden, die zich verbeelden dat de oudvaders slechts uitzagen naar vergankelijke beloften.”
Dit is een waarheid die we nooit moeten vergeten, wanneer we het Oude Testament lezen. Dit is gezonde taal, die niet veroordeeld kan worden.