Uit het boek Openbaring - hoofdstuk 6
Auteur: ds. W. Pieters
Troost biedt het boek Openbaring. Broodnodig is deze troost, want de kerk woont waar satan heerst, en ze leeft temidden van doodsvijanden. Daarom krijgt Johannes te zien hoe de echte werkelijkheid er uit ziet, namelijk de onzichtbare realiteit, achter de "schermen", in de hemelse troonzaal. We lezen er verder over in hoofdstuk 6, waar Johannes toeschouwer is van het adembenemende gezicht:
"En ik zag, toen het Lam een van de zegelen geopend had, en ik hoorde een uit de vier dieren zeggen, als een stem van een donderslag: Kom en zie! En ik zag, en zie, een wit paard, en Die daarop zat, had een boog; en Hem is een kroon gegeven, en Hij ging uit overwinnende, en opdat Hij overwon!"
In beeldtaal wordt aan Johannes bekendgemaakt dat niet de heidense keizer van Rome, en niet de vijandige joden, maar dat Jezus Christus overwint.
Wanneer we ons erin verdiepen wat precies met elk onderdeel van deze visioenen bedoeld wordt, komen we er binnen de kortste keren achter dat er niet minder zinnen dan hoofden zijn: iedere verklaarder heeft wel enig ander inzicht, enigszins een andere opvatting.
We zullen in dit jeugdblad dat dan ook niet doen. De grote lijnen en de uiteindelijke bedoeling met dit alles is veelal duidelijk.
Het gaat over Gods boekrol, het gaat over Jezus' verbreken van de zegels van die boekrol, en dan gaat er iets gebeuren: een ruiter te paard, met een boog en een kroon: strijd en overwinning.
Het tweede zegel wordt door het Lam opengebroken en Johannes ziet opnieuw een ruiter te paard. Het paard is rood. De kleur kan duiden op de bloedrode kleur van bloedvergieten, oorlog. Er staat namelijk bij:
"Aan Hem die daarop zat, werd macht gegeven de vrede te nemen van de aarde; en dat zij elkaar zouden doden; en hem werd een groot zwaard gegeven."
Duidelijk blijkt dat Gods besluiten én oorlogsgeweld niet tegenovergesteld zijn aan elkaar. De Heere bestuurt alle dingen. Wat een moeilijke materie! We lopen zo vaak vast met de vraag: hoe kan een almachtige God vol liefde oorlogsgeweld toelaten? Wij weten op veel vragen geen antwoord, Het kinderlijke geloofsvertrouwen aanvaardt wat God in Zijn Woord zegt en in geloofsvertrouwen weten we dan dat de Heere altijd wijs en goed is, ook in onbegrijpelijke wegen!
Het blijft er niet bij. Johannes ziet dat het Lam verder gaat zegels te verbreken, te openen. En wat ziet hij dan? Eerst een zwart paard en bij het volgende zegel een vaal, dat is een groen paard - van dit Griekse woord komt ons woord chloor.
De bijbehorende verschijnselen zijn armoede, honger en dood.
Diep komen we onder de indruk, wanneer we deze dingen niet alleen lezen, maar erover nadenken, het op ons laten inwerken ..., dan sidderen we. Denk je in: het zal gaan gebeuren! Jij zult het moeten meemaken: honger, langzaam sterven van de honger, oorlogsdreiging! We lezen erover in de krant. We horen erover van onze grootouders uit de Tweede wereldoorlog. Maar we voelen er nog niets van.
En temidden van al dat leed - de rustgevende overtuiging: ook dit is in Gods hand. Het Lam, Jezus Christus, leidt ook deze dingen.
Bij het openen van het vijfde en van het zesde zegel ziet Johannes heel andere taferelen. Eerst zielen van martelaars onder een altaar in de hemel, die om wraak roepen.
Wraak? Is dat wel een Christelijk woord? In een kanttekening leggen de statenvertalers dit als volgt uit:
Dit gebed komt niet voort uit enige wraakgierigheid, maar uit een heilige ijver, die deze heilige geesten hebben tot de bevordering van Gods eer, en uit een begeerte dat God Zijn rechtvaardigheid en hun goede zaak bekend maakt onder de mensen, zoals wij allen tezamen spreken, als wij bidden: verlos ons van de boze.
Als antwoord op hun bede, krijgen deze gemartelde gelovigen lange witte klederen; en krijgen ze te horen dat ze nog een poosje geduld moeten hebben. Hoe lang?
"... totdat ook hun mededienstknechten en hun broeders vervuld zouden zijn, die gedood zouden worden, zoals zij."
Het martelen houdt maar niet op. Vervolgingen waren in Johannes' tijd net begonnen, maar heel wat stromen bloed zouden er nog vloeien.
En weet jij in welke eeuw de meeste Christenen gedood zijn om het geloof? Juist, de twintigste eeuw. Na zoveel eeuwen "beschaving" ... is de haat en vijandschap van de wereld tegen God en Zijn Zoon niet afgenomen, maar eerder toegenomen.
Ben jij er enigszins op voorbereid om te worden gemarteld om het geloof? Of ga jij straks behoren bij hen die martelen ...?
De witte kleding is symbool voor overwinning. De wereld verliest, de Kerk wint. Niet met het zwaard, zoals de Islam, maar met de lieflijke verkondiging van het heilig Evangelie van Gods genade en vrede! Te sterven voor Christus - moet dat niet groot zijn?!
Het zesde zegel wordt door het Lam geopend. De boekrol is na het verbreken van dit zesde zegel bijna open. Wat ziet Johannes nu? Heel indrukwekkende dingen. In de eerste plaats gebeurt er een grote aardbeving.
Aardbevingen gebeuren er regelmatig. In de week dat ik dit nummer schrijf, was er een ernstige aardbeving in Zuid-Azië, waarbij naar schatting 40.000 mensen werden gedood. Wanneer de Heere Jezus tot Zijn discipelen spreekt over de wederkomst, noemt Hij als voorafgaande of begeleidende verschijnselen ook het gebeuren van aardbevingen.
Dit op zich is al erg genoeg, maar het blijft er niet bij: de zon wordt zwart en de maan krijgt een bloedrode kleur. Bij een aardbeving gebeurt het nog al eens dat er óf een vulkaan actief wordt, óf dat er grote branden uitbreken. Dit zouden de redenen kunnen zijn dat voor het oog de zon zwart wordt - zulke dikke wolken van rook; en dat de maan een bloedrode kleur krijgt door de uitstoting van as en zo, uit vele vulkanen, waardoor de dampkring van kleur verandert - zoals bij de uitbarsting van de Krakatau (Indonesië) op 27 augustus 1883.
Maar het wordt nog erger: sterren vallen op de aarde: meteoren en kometen, en wat niet al: grote kraters, vernietigende inslagen!
Ten slotte wijkt de hemel weg, alsof een doek wordt opgerold. Bergen wankelen en eilanden drijven weg. Wat gaat er dan toch gebeuren? We lezen het in de laatste drie verzen:
"En de koningen der aarde, en de groten, en de rijken, en de oversten over duizend, en de machtigen, en alle dienstknechten, en alle vrijen, verborgen zich in de spelonken, en steenrotsen der bergen; en zeiden tot de bergen en steenrotsen: valt op ons, en verbergt ons van het aangezicht van Hem, Die op de troon zit, en van de toorn van het Lam. Want de grote dag van Zijn toorn is gekomen, en wie kan bestaan?"
Er wordt blijkbaar een troon geplaatst. Op deze troon zit het Lam. Jezus Christus is de grote wereld-Rechter. Alle mensen, ook wij, zullen voor Hem verschijnen om verantwoording aan Hem af te leggen en om door Hem te worden geoordeeld. Wat denk je? Hoe zal dat uitvallen? We lezen dat allerlei hoog geplaatste regeringsfunctionarissen - en dan moet je denken aan zulke personen die tijdens hun hele leven zich om God en Zijn gebod niet hebben bekommerd - in grote angst en radeloosheid wensen dat bergen op hen zullen vallen en hen zullen verpletteren.
Waarom? Om maar niet te hoeven verschijnen voor deze grote Rechter! Maar ze kunnen dit gericht niet ontvluchten.
Maar is Hij Die op de troon zit, dan zo vreeswekkend? We lezen toch dat het Lám de Rechter is. En het Lam is toch die vriendelijke, barmhartige Zaligmaker Jezus Christus! Voor Hem hoeven we toch niet bang te zijn! Dat is ons zo heel vaak verteld, op school, thuis, in de kerk, op catechisatie ...
En dat is waar: voor de Heere Jezus hoef je nú niet bang te zijn. Nú mag je vrijmoedig tot Hem gaan. Hij ontvangt iedereen die ootmoedig tot Hem komt om genade en vergeving, heel vriendelijk, heel hartelijk. Je bent bij Hem echt welkom!
Nu dan, zo denk je misschien: dan hoef je toch straks ook niet bang voor Hem te zijn?! Maar dat is een vergissing. Namelijk ..., wanneer je tijdens de genadetijd de genademiddelen niet goed hebt gebruikt, dus geen acht hebt geslagen op Zijn vriendelijke en ernstige nodigingen, Zijn dikwijls herhaalde waarschuwingen, en zo. Wanneer je Hem hebt laten roepen, Hem hebt laten praten ... Dan zal het straks zeker niet meevallen om voor Hem te verschijnen. Voor Dezelfde, Die nu nog zo vriendelijk met uitgebreide armen klaar staat om je te ontvangen en om je goed te doen! Straks is de genadetijd voorbij. Dan is er geen mogelijkheid meer om behouden te worden. Dan roep je tevergeefs.
Daar waarschuwt de Heere ons al voor in Spreuken 1. Nadat Hij nog een keer nodigt met de woorden
"Keert u tot Mijn bestraffing; ziet, Ik zal Mijn Geest over u overvloedig uitstorten; Ik zal Mijn woorden u bekend maken."
staat er (met mijn eigen woorden weergegeven):
omdat - Ik heb geroepen, en gij hebt geweigerd; - Ik Mijn hand heb uitgestrekt, en er niemand was die opmerkte; - en gij al Mijn raad hebt verworpen, en Mijn bestraffing niet hebt gewild;
daarom - zal Ik ook in uw verderf lachen;
Ik zal spotten, wanneer uw vrees komt;
wanneer uw vrees komt als een verwoesting, en uw verderf aankomt als een wervelwind;
wanneer benauwdheid en angst u overkomt.
- Dan zullen zij tot Mij roepen, maar Ik zal niet antwoorden;
- zij zullen Mij vroeg zoeken, maar zij zullen Mij niet vinden;
omdat zij de wetenschap hebben gehaat, en de vreze des HEEREN niet hebben verkoren.
Houd je er rekening mee? Straks is het definitief te laat. Zeg nu niet: dat zien we dan wel weer ... Het is zo ondraaglijk erg om Jezus Christus af te wijzen.
Kom, je bent nu nóg welkom!