Bishop J.C Ryle zegt over Marcus 12:28
Auteur: ds. W. Pieters
En een van de schriftgeleerden kwam tot Jezus en vroeg Hem: wat is het eerste gebod van alle? En Jezus antwoordde hem: het eerste van al de geboden is: hoor, Israël, de Heere, onze God, is een enig Heere. En gij zult de Heere, uw God, liefhebben uit heel uw hart en uit heel uw ziel en uit heel uw verstand en uit heel uw kracht. Dit is het eerste gebod. En het tweede aan dit gelijk is dit: gij zult uw naaste liefhebben als uzelf. Er is geen ander gebod, groter dan deze.
Deze verzen bevatten een gesprek tussen onze Heere Jezus Christus en één van de schriftgeleerden. Het is al de derde keer op één dag dat onze Heere door een moeilijke vraag wordt verzocht. Hem wordt gevraagd een beslissing te nemen over een zaak waarover veel meningsverschil leeft bij de Joden: wat is het eerste gebod van allemaal.
We hebben reden om God te loven voor zoveel moeilijke vragen die op onze Heere worden afgevuurd. Anders zouden de wonderschone woorden vol wijsheid, die in Zijn antwoorden zijn, helemaal nooit zijn gesproken. Hier zien we, zoals in veel andere gevallen, dat God iets goeds tevoorschijn kan brengen uit iets kwaads. Hij kan ervoor zorgen dat de meest kwaadaardige aanvallen van Zijn vijanden worden omgekeerd ten goede van Zijn kerk, en Hem prijzen. Hij kan ervoor zorgen dat de vijandschap van Farizeeën en Sadduceeën en schriftgeleerden dienstbaar wordt tot onderwijs aan Zijn volk. Weinig dachten de vraagstellers in dit hoofdstuk eraan hoeveel nut hun listige vragen zouden opleveren voor heel het Christendom.
Laat ons in deze verzen opmerken welke hoge eisen onze Heere stelt ten aanzien van onze plicht jegens God en de mensen. De vraag die door de schriftgeleerde naar voren werd gebracht, is een heel algemene vraag. Als hij een antwoord verwachtte, dat hem in de richting zou wijzen van één of andere uitwendige vorm of plechtigheid, had hij zich vergist. Hij kreeg indrukwekkende woorden te horen. Wat een opmerkelijke beschrijving geeft onze Heere van de gevoelens waarmee wij zowel God als onze naasten behoren te beschouwen! Wij moeten God niet slechts gehoorzamen, en nalaten onze medemensen te krenken. In beide gevallen moeten wij veel meer doen: wij moeten líefde geven, de sterkste en meest veelomvattende van alle genegenheden.