Wat de bijbel zegt over de drie-eenheid (6)
Auteur: ds. W. Pieters
De verhouding tussen man en vrouw is volgens I Corinthiërs 11 een afspiegeling van de verhouding tussen God en Christus. De man wordt het hoofd van de vrouw genoemd en God het Hoofd van Christus. Aan deze tekst ontlenen de Jehovahgetuigen (JG) de stelling dat Christus dan dus niet waarachtig God, gelijk aan de Vader, kan zijn. Want als Christus waarachtig God is, net zoals de Vader, dan kan er geen sprake van zijn dat God het Hoofd is van Christus en dat dus Christus ondergeschikt is aan Zijn Vader. Wanneer het je een keer gebeurt dat je met JG aan de praat raakt en je hebt het over de Godheid van Christus, dan kan het zijn dat de JG onder andere deze tekst aanhalen. En dat ze zeggen: als de Zoon gelijk is aan de Vader, hoe kan er dan sprake van zijn dat God het Hoofd is van Christus. Waarschijnlijk weet je niet goed wat je daarop moet antwoorden en daarom is het goed om dit vers even onder de aandacht te hebben:
“Maar ik wil dat gij weet, dat Christus het Hoofd is van iedere man en de man het hoofd der vrouw en God het Hoofd van Christus.”
Hoe kunnen we nu op grond van dit vers staande houden, dat Christus waarachtig God is, net zoals de Vader (en de Heilige Geest)? Wel, we moeten bij dit soort uitspraken ons steeds weer afvragen: gaat het in deze verhouding tussen God en Christus om een verhouding tussen de Goddelijke Personen, zodat God de Vader meer God is dan God de Zoon, óf gaat het hierbij om een verhouding tussen God en de mens geworden Borg en Zaligmaker? De JG zeggen op grond van deze tekst: omdat God het Hoofd is van Christus, kan Christus dus geen God zijn, of hoogsten een lagere God dan de Vader, een engel dus. Een vergelijking met de verhouding tussen man en vrouw levert dan de volgende gedachte op. Volgens de JG kan een vrouw niet wezenlijk een mens zijn, omdat de man hoofd van de vrouw is. De vrouw kan niet van hetzelfde wezen zijn als de man, als de man het hoofd is van de vrouw. Maar we weten allen beter! Ondanks dat de man het hoofd is van de vrouw, is de vrouw toch wel mens, net als de man. Zo mogen we ook met deze tekst in de hand zeggen: al zou er een orde zijn tussen de Goddelijke Personen, dan nog betekent dat niet dat Christus niet waarachtig God kan zijn. In zijn Wezen volkomen gelijk aan de Vader, in Zijn Persoon anders dan de Vader. En nu weten wij dat Christus in de hemel, aan de rechterhand van Zijn Vader, nog steeds onze Middelaar is, nog steeds met ons menselijk vlees en bloed bekleed is. En als zodanig is Hij ondergeschikt aan de Vader; niet als God, niet naar Zijn Goddelijke natuur, maar als mens, als Middelaar. Hij heeft Zich vrijwillig vernederd. De kanttekening legt het dan ook als volgt uit: Jezus Christus staat onder God de Vader, niet ten aanzien van Zijn Goddelijke natuur, naar welke Hij aan de Vader in waardigheid en hoogheid precies gelijk is, maar naar Zijn Middelaarsambt, naar hetwelk Hij om onzentwil Zichzelf aan de Vader heeft onderworpen en minder is dan de Vader; zoals een gezant onder de mensen als zodanig minder is dan degene die hem zendt, hoewel zij van nature precies gelijk zijn.
Teksten van dezelfde strekking zijn I Corinthiërs 15 vers 28.
“En wanneer alle dingen aan Hem onderworpen zullen zijn, dan zal ook de Zoon Zelf onderworpen worden aan Hem Die Hem alle dingen onderworpen heeft, opdat God zij alles in allen.”
Het gaat hier, zeggen onze onvolprezen kanttekeningen, over de manier waarop Hij Zijn Middelaarsambt bediende. Na de grote Dag van het gericht zal Hij dit Ambt volkomen hebben volbracht. Johannes 14 vers 28:
“Mijn Vader is meer dan Ik.”
Het gaat hier, zeggen de kanttekeningen, over de staat van Christus' vernedering. In Johannes 20 vers 17 zegt Jezus:
“ga heen tot Mijn broeders en zeg hun: Ik vaar op tot Mijn Vader en uw Vader, en tot Mijn God en uw God.”
God is de God van Jezus naar Zijn menselijke natuur. Kortom: laat je niet door de JG in de war brengen, maar bedenk steeds dat Jezus niet alleen God is, maar ook mens. Voor ons wel onbegrijpelijk, maar voor Hem niet onmogelijk. En zo moeten we die woorden verstaan, waar Christus minder is dan Zijn Vader! Nog steeds zijn we niet uitgedacht over de heerlijke Goddelijke Natuur van onze Borg en Middelaar. Dit keer vestig ik jullie aandacht op Filippenzen 2 vers 6, waar ten aanzien van Christus wordt gezegd:
“Die in de gestaltenis van God zijnde, het geen roof geacht heeft aan God gelijk te zijn.”
Het Griekse woord voor `gestaltenis' is: morphè. Dit woord betekent volgens het woordenboek: dat wat wezenlijk eigen is aan iets. Niet de verschijningsvorm, maar de meest wezenlijke eigenschappen, die bepalend zijn voor iets. Wanneer dat hier op Jezus Christus toegepast wordt in betrekking tot God, dan betekent dat: de meest wezenlijke eigenschappen of karaktertrekken, die bepalend zijn voor het God-zijn van God, zijn eigen aan de Heere Jezus. Verder schrijft Paulus niet dat Christus in de gestalte van God was of zal komen, maar er staat: zijnde. Dat was Hij dus toen Hij mens zou worden, toen Hij mens was geworden en dat is Hij nu, aan des Vaders rechterhand, nog steeds. Deze tekst leert ons dat Jezus Christus, de lijdende Knecht des HEEREN waarachtig God is, wezenlijk gelijk aan God (de Vader). En omdat er niet twee goden zijn, moet Jezus Christus wel dezelfde God zijn, in Wezen, als de Vader. De Jehovahgetuigen (JG) maken ervan dat Christus in de gedaante van God bestond en dat Hij `geen gewelddadige inbezitneming heeft overwogen, namelijk om aan God gelijk te zijn.' Hier wordt dus gesuggereerd: Christus was niet gelijk aan God en Hij heeft ook die gelijkheid aan God niet willen roven, stelen. Maar de Griekse tekst moet daarvoor wel worden verdraaid. Er staat: het gelijk zijn aan God heeft Hij geen roof geacht. Christus beschouwde Zijn Godheid geen roof. Hij had het niet geroofd, Hij wilde het gelijk zijn aan God wel afleggen om Zich te vernederen, mens te worden, te lijden en te sterven. Daarom staat er in vers7:
“Maar Hij heeft Zichzelf vernietigd, de gestaltenis van een dienstknecht aangenomen hebbende, en is de mensen gelijk geworden.”
Jezus bleef wel God, maar heeft Zijn Godheid verborgen achter het gordijn / voorhangsel van Zijn vlees, Zijn menselijke natuur. Soms liet Hij er Zijn discipelen iets van zien, zoals op de berg der verheerlijking, Mattheüs 17 vers 2:
“En Hij werd voor hen veranderd van gedaante; en Zijn aangezicht blonk gelijk de zon en Zijn klederen werden wit gelijk het licht.”
Of wanneer Hij Zijn wonderen deed. Maar nooit gebruikte Hij Zijn Goddelijke eigenschappen om Zich het aardse leven gemakkelijker of aangenamer te maken (denk aan de verzoeking in de woestijn). Als mens heeft Jezus Zijn Vader ook aangeroepen, Hem geëerd. Maar ondanks de eenheid met de mensen, als mensgeworden Zoon van God, bleef Christus toch in een speciale verhouding tot Zijn Vader staan. Dat zien we in de volgende woorden, die Jezus uitsprak tot Maria Magdalena, na Zijn opstanding, Johannes 20 vers 17:
“ga heen tot Mijn broeders en zeg hun: Ik vaar op tot Mijn Vader en uw Vader, en tot Mijn God en uw God.”
Let op: Jezus zegt niet: ónze Vader en ónze God, maar: Míjn Vader en úw Vader, en Míjn God en úw God. Er is eenheid, maar ook verschil. Hij is wel mens, maar staat toch ook in Zijn mensheid in een geheel andere positie ten opzichte van God dan wij. God is Zijn Vader, maar niet zoals Hij onze Vader is. God is Zijn God, maar niet zoals Hij onze God is. De Heidelbergse Catechismus zegt het in antwoord 33 als volgt: Christus is Gods Zoon van nature en wij zijn het door aanneming / adoptie.
Nu persoonlijk: is God jouw God? Ja, je bent Zijn schepsel, maar ken je en erken je Hem ook als God? Of is het nog zo dat je eigenlijk met elke zonde doet wat in Psalm 14 vers 1 staat:
“De dwaas zegt in zijn hart: er is geen God. Zij verderven het, zij maken het gruwelijk met hun werk; er is niemand die goed doet.”
En is God jouw Vader? Eer je Hem als Vader, bemin je Hem als Vader, of veracht je Hem, ondanks dat Hij jouw Vader is? De oudste zoon zal zijn vader vast wel `vader' hebben genoemd, maar hij heeft hem niet als vader geëerd. O, dat je met de verloren zoon mag zeggen: Vader, ik ben niet meer waard uw kind genoemd te worden ... Maar U bent wel de Vader-Naam duizendmaal waard!