De wet van Mozes en jij: gouden plaat en vergeving
Auteur: ds. W. Pieters
Heerlijk is de kleding van de hogepriester, de Oudtestamentische middelaar tussen God en het volk Israël. Dit keer vraag ik jullie aandacht voor zijn hoed; en in het bijzonder voor de gouden plaat, die aan zijn hoed werd vastgemaakt (Exodus 28 vers 36-38):
1.Verder zult gij een plaat maken van louter goud en gij zult daarin graveren `DE HEILIGHEID DES HEEREN'.
2.En gij zult die met een hemelsblauw snoer aan de voorkant van de hoed hechten.
3.En zij zal op het voorhoofd van Aäron zijn, opdat Aäron draagt de ongerechtigheid van de heilige dingen, die de kinderen Israëls geheiligd zullen hebben. En zij zal gedurig aan zijn voorhoofd zijn om hen voor het Aangezicht des HEEREN aangenaam te maken.
De hogepriester kon zelf natuurlijk heel niet de zonden van het volk Israël dragen of goed maken. Maar hij was in heel zijn werk - en ook in heel zijn kleding - een afbeelding van de Nieuwtestamentische en eeuwigdurende Hogepriester, Jezus Christus. Die zou de ongerechtigheid dragen. Door Hem kunnen wij aangenaam zijn voor God.
Die gouden plaat, in de vorm van een kunstige bloem, kon natuurlijk ook niet zorgen, dat de zonden van het volk werden weggenomen. Er was geen toverij of magie bij. Het is alles symbool-taal. Maar deze symbool-taal is wel werkelijk en waar. Wanneer de hogepriester die prachtige hoed met die gouden plaat op zijn hoofd zette en in de tabernakel ging en daar zijn werk deed, dan gebeurde het ook metterdaad ...! Dan wérden ook werkelijk de ongerechtigheden van het volk Israël weggenomen. Dan was het volk ondanks al zijn zonden aangenaam voor Gods Aangezicht!
Het was geen toneelspel en God loog niet, toen Hij dit bevel gaf aan Mozes. Het was Zijn Eigen inzetting. Hij had het Zelf geboden. Daarom mocht iedere godvrezende Israëliet er zich volkomen op verlaten, dat hij aangenaam was voor God.
En waardoor? Door iets, wat hij zelf presteerde? Nee, maar door de hogepriester!
Zo is het in de tijd van het Nieuwe Testament nog veel duidelijker. Wij zullen zelf nooit onze ongerechtigheden kunnen dragen. Wij zullen zelf ons nooit aangenaam kunnen maken voor God. Maar dat hoeft ook niet. Net zo min als de Oudtestamentische gelovige dat kon of hoefde, net zo min kan of hoeft een Nieuwtestamentische gelovige dit.
De HEERE stelde het Zelf in. Wat denk je, zou Hij dan niet willen, dat we er ootmoedig gebruik van maken? Zou Hij dan niet willen, dat we er ons onvoorwaardelijk op verlaten?
En in het oude Israël kon niemand God grotere eer aandoen, dan zich door middel van de inzetting van tabernakel en tempel te laten bedienen, te laten verzoenen en te laten zaligen. Wie deze symbool-taal toch niet vertrouwde en zei: ja, maar je weet maar nooit ..; die beledigde God en verdierf zijn ziel.
We moeten niet denken, dat we God onteren door tot Jezus Christus te vluchten. We moeten ons niet door de listen van satan laten tegen houden. Hij fluistert ons in, dat het werk van Jezus Christus op Golgotha en Zijn werk nu aan 's Vaders rechterhand niet genoeg is tot onze volkomen zaligheid. Maar hij liegt!
Natuurlijk zijn er in Israël ook vele mensen geweest, die er gemakkelijk over dachten. Ze redeneerden als volgt: als dan de hogepriester al onze ongerechtigheden draagt en als hij ons dan aangenaam maakt bij God, nou, dan is dat mooi makkelijk; dan hoef ik er mij niet druk over te maken...
En zo is het natuurlijk niet bedoeld. Dit is een totale en fatale vergissing.
Maar dat neemt niet weg, dat een jongen of meisje, een man of vrouw - toen in het oude Israël en nu in onze twintigste eeuw - toch voor zijn zaligheid zich geheel en al op deze inzetting van God mocht en mag verlaten!
Het misbruik van velen is geen reden om dan het wettig en geoorloofd gebruik na te laten of te verdenken. Welnee. Je moet juist toevlucht nemen tot deze heerlijke genade! Je mag vandaag, beladen met zonden en schuld, als de allervuilste en meest gemene zondaar, komen tot God, schuilende achter onze Hogepriester!
Hij alleen kan onze ongerechtigheid dragen en Hij alleen kan ons bij Zijn heilige Vader aangenaam maken.
Kom dan en val aan Zijn voeten neer!