De wet van Mozes en jij: tabernakel en verzoening
Auteur: ds. W. Pieters
Nadat we een paar wetten van Mozes ─eigenlijk wetten van God!, maar door bemiddeling van Mozes─ hebben overdacht, die steeds weer over het dagelijkse leven gaan en over de feesten van Israël, komt nu in Exodus de bouw van de Tabernakel aan de orde. Ook die instelling is niet meer geldig voor onze tijd. En als je dan in het boek Exodus leest over de bouw van de Tabernakel en alles wat daarbij en alles wat daarin was, dan vraag je je misschien wel eens af: wat betekenen al die verschillende dingen? En waarom moesten al die dingen zo zijn?
De HEERE heeft Mozes uitgenodigd om op de berg, op de Horeb te komen. Hij met Jozua, Aäron en zijn zonen en nog zeventig anderen hebben op de berg een moment verkeerd in de meest onmiddellijke nabijheid van God. Daarna zijn de anderen weggegaan en Mozes en Jozua bleven op de berg. Mozes naderde tot heel dicht bij God en toen liet de HEERE hem de Tabernakel zien met al de dingen daarbij en daarin. God wilde, dat Mozes die Tabernakel precies zou namaken. Daarom krijgt hij van al de onderdelen een heel nauwkeurige beschrijving.
Waarom waren al die dingen? We gaan er in de komende maanden iets over nadenken. Het begin staat in Exodus 25 vers 1─9, waarvan ik de verzen 8 en 9 overschrijf:
1.En zij zullen voor Mij een heiligdom maken, dat Ik in het midden van hen woon.
2.Naar/Overeenkomstig alles wat Ik u tot een voorbeeld van deze Tabernakel en een voorbeeld van al zijn gereedschap wijzen zal, precies zo zult gij die maken.
Het doel van het maken van de Tabernakel staat er duidelijk bij: God wil een woning onder het volk Israël. Dit klinkt heel eenvoudig, maar ga je er wat over nadenken, dan besef je al gauw: maar dat is vreemd...! Hoe kan dat nou? Want God kan toch niet in zo'n kleine woning wonen. Al zou de Tabernakel een onvoorstelbaar groot bouwwerk zijn ─en dat was die heel niet!─, dan nog zou de oneindige God er heel niet in kunnen wonen...
En eeuwen later, wanneer in plaats van de Tabernakel de Tempel is gebouwd, zegt koning Salomo het ook met zoveel woorden: maar zou God op de aarde wonen? Zie, de hemelen, ja de hemel der hemelen kunnen U niet bevatten, hoeveel te min dit Huis, dat ik gemaakt heb?
Toch..., God wil een woning op de aarde, onder Zijn volk Israël. Wat betekent dit? Niet dat God niet meer in de hemel woont, en ook niet, dat Hij niet meer alom tegenwoordig is. Maar het betekent, dat de HEERE op een heel bijzondere manier nu in de Tabernakel aanwezig wil zijn. Hoe dan? Op de manier van de verzoening! Anders gezegd: als een verzoend God en Vader.
Het is indrukwekkend wat er achter zo'n zinnetje steekt...! God wil ondanks onze vreselijke zondeschuld toch bij ons wonen. Hij kan dat niet, vanwege onze zonde en gruwelijke verdorvenheid. Heb jij daar ook zo'n last van? Voel je dat ook, dat onze heilige en volmaakt zondeloze God, Die de zonde haat en straft, daarom niet bij jou en in jou kan wonen...?
Nu, er is toch een mogelijkheid, dat God bij zondaren woont: dat het Verterende Vuur toch bij een dorre stoppel woont, zonder deze te verteren. Hoe dan? Door het heiligdom, dat is: de plaats waar Hij het offer laat geschieden, het bloed laat stromen. Hele stromen bloed zouden er vloeien, elke dag, elke week, elke maand, elk jaar, elke eeuw. Daarmee zei God, dat de zonde van Zijn lieve volk zo erg was, dat ─hoewel Hij de Zijnen waarlijk liefhad─ Hij ze niet door de vingers kon zien. Eerst moest het bloed van een onschuldig offerdier vloeien.
Ontzaglijke zaak!
Wat is mijn zonde vreselijk!
En wat zegt nu deze instelling jou en mij? Dit: al bestaat de Tabernakel niet meer en al stroomt dat offerbloed niet meer, toch is de bedoeling van Tabernakel/Tempel en offerdienst nog steeds levensgroot onder ons aanwezig. Want wat God aan Mozes liet zien en wat Mozes vervolgens moest laten maken, was uiteindelijk een afbeelding van Christus. Niet een beeld, een schilderij van Zijn menselijke gestalte; maar een afbeelding, een `schilderij' van Zijn Middelaarswerk, Zijn Borgtocht.
Dus de Tabernakel is er nog steeds. Niet dat tentgebouw, waarin Aäron diende enzo. Maar de uiteindelijke Bedoeling van al die heilige dingen, namelijk Jezus Christus. Zijn menselijke natuur was de Tabernakel voor Zijn Godheid: lees nog eens het eerste vers, dat ik overschreef...: opdat Ik in het midden van hen woon. En ja, dat is geschied. God woonde onder de mensen, door middel van het vleesgeworden Woord, Jezus Christus. Zo schrijft Johannes het in hoofdstuk 1 vers 14: “En het Woord is vlees geworden en heeft onder ons gewoond.” Er staat in de grondtekst voor `en heeft onder ons gewoond' `en heeft onder ons getabernakeld.'
Christus is dus dé T a b e r n a k e l .
Zoals je in het vorige nummer van De Catechisant hebt kunnen lezen, zijn we begonnen met de Wetten, die Mozes heeft gekregen om door te geven aan het volk Israël aangaande de bouw van de Tabernakel en alles wat daarbij hoort. Ik heb in dat vorige nummer een begin gemaakt met de Tabernakel, zoals we dat vinden in Exodus 25 en toen heb ik ook verwezen naar Jezus Christus, Die de uiteindelijke vervulling van de Oudtestamentische Tabernakel was. In dat verband heb ik Johannes 1 vers 14 aangehaald, waar staat, dat het Woord (de Zoon van God) vlees geworden is en onder ons gewoond heeft. Daar staat in het Grieks een woord, dat ook gebruikt wordt om de Tabernakel aan te duiden. Er wordt dus door Johannes een verband gelegd tussen de Oudtestamentische Tabernakel en de komst van Gods Zoon in het vlees, in een lichaam. Het lichaam van Jezus is de Tabernakel van Gods Zoon. Hij heeft om zo te zeggen in de Tabernakel gewoond, Hij heeft onder ons `getabernakeld'.
Nu gaat het verder in Exodus 25 over verschillende onderdelen van die heilige Tentwoning van God, waarin Hij op een bijzondere manier dicht bij Zijn volk wilde zijn. Het eerste, wat nu beschreven wordt is de ark, die in het heilige der heiligen zal komen staan. Dit voorwerp wordt het eerst beschreven, omdat de ark het belangrijkste deel is van de Tabernakel. Op die ark ligt een plaat, het verzoendeksel, daarop staan twee gouden engel-figuren/ cherubs en onder het verzoendeksel, in de ark, liggen de beide tafelen van de Wet der Tien Geboden. En dan zegt God:
1.En aldaar zal Ik bij u komen en Ik zal met u spreken van boven het verzoendeksel af, van tussen de twee cherubs, die op de ark der getuigenis zijn zullen, alles wat Ik u gebieden zal aan de kinderen Israëls.
De ark, van hout en goud gemaakt, beeldt af de Troon van God. Hij woont, zegt Psalm 80 en Psalm 99, tussen de cherubs (met en Hebreeuwse schrijfwijze van het meervoud ook wel genoemd cherubim). Deze Troon wordt door Paulus in Hebreeën 4 vers 16 de Troon der Genade genoemd, zoals onder de Joden van zijn dagen gebruikelijk was.
Niemand mocht tot deze Troon naderen, dan alleen de hogepriester, op één dag van elk jaar, namelijk op Grote Verzoendag, ook wel naar het Hebreeuws genoemd `Jom Kippoer'.
Het meest opmerkelijke is, dat de Wet der Tien Geboden in de ark moet worden gelegd en dat een gouden plaat op de ark moet komen. Een plaat van louter goud.
De Wet is Gods eisen aan ons mensen. Deze eisen zijn zeer streng. Bij ongehoorzaamheid aan deze eisen is God zeer toornig en straft Hij zeer zwaar. Toch wil God met zulke mensen omgang hebben, die Zijn eisen niet hebben gehouden. Hoe kan dat?
Ziet God onze overtredingen `door de vingers'? Vergoelijkt Hij het een beetje? Neemt Hij onze zonden niet zo serieus?
Nee! God neemt de zonde wel degelijk ernstig en praat er niet ene goed. Toch woont de zonde-straffende God vriendelijk en liefdevol temidden van Zijn schuldig volk. Hoe kan dat toch?
Dat kan niet anders, dan alleen door het verzoendeksel. Nou ja, eigenlijk niet door het verzoendeksel, maar meer door het gesprenkelde bloed op het verzoendeksel; en eigenlijk door het Bloed van Jezus Christus, dat als het ware voor Gods Troon en Aangezicht is gebracht in de Hemel.
God, de Heilige, is vriendelijk en genadig voor zondaren, omdat Zijn lieve Zoon Zijn bloed heeft gestort op Golgotha, als plaatsvervangend Offer-Lam en omdat Hij dat bloed heeft binnen gebracht in het Heilige der heiligen, namelijk in de hemel.
Dit wilde God in het Oude Testament reeds afbeelden door het verzoendeksel. Daarom zegt Hij: boven het verzoendeksel zal Ik in liefde tot u komen en vandaar zal Ik genadig tot u spreken.
Wat spreekt Hij dan? De Wet. Vreemd hè? Je zou gedacht hebben, dat God dan juist het Evangelie gaat spreken. Maar nee, Hij spreekt dan juist de Wet. Maar..., niet meer een eisende en dreigende Wet, die ons verschrikt en verdoemt. Maar nu is het de verzoende en in Christus vervulde Wet. Het is de Wet onder het verzoendeksel! Dat betekent: Christus heeft voor al Zijn kinderen de Wet vervuld en nu heeft die Wet haar verschrikking verloren en is een liefde-wet geworden. O, wat is het nu goed om naar die heilige en heilzame geboden van God te luisteren en wat is het een heerlijk en schoon genot en vermaak om heilig overeenkomstig deze Wet van God te leven.
Dat is de inhoud van het Evangelie: in Christus heilig te zijn en door de Heilige Geest heilig te leven. Zo staat het ook in de Heidelbergse Catechismus, bijvoorbeeld antwoord 70 over de betekenis van onze Doop. Lees maar na.