De wet van Mozes en jij: Spijswetten en laster
Auteur: ds. W. Pieters
Heb je er nog steeds belangstelling voor om de bedoeling van Gods Wet te verstaan en in praktijk te mogen brengen? Vind je het belangrijk om te weten, hoe je in het dagelijkse leven met de dingen moet omgaan, die God in Zijn Woord heeft geschreven? Dan gaan we nu verder met een paar voorschriften uit Exodus 22 vers 28─31, waarin het gaat over een stukje toepassing van de Tien Geboden én over een stukje voorafschaduwing van de Persoon en het werk van Jezus Christus.
1.De goden zult gij niet vloeken en de oversten van uw volk zult gij niet lasteren.
2.De eerstgeborene van uw zonen zult gij aan Mij geven.
3.Gij zult heilige mensen voor Mij zijn, daarom zult gij geen vlees eten, dat op het veld verscheurd is, gij zult het de honden voorwerpen.
Het eerste gaat over het Vijfde Gebod: eer uw vader en uw moeder. Dat gaat ook over de leidslieden, overheden. De overheden worden met een vreemde naam aangeduid: goden. Hoe zit dat? De Heere maakt door deze uitdrukking duidelijk, dat de overheden in Naam van God regeren. Ministers, burgemeesters zijn er niet namens het volk, maar namens God. Ze hebben geen rekening te houden met de wil van het volk, maar van God. Ze mogen door ons ook niet behandeld worden, alsof ze gewone mannen zijn, maar we moeten ze zien als vertegenwoordigers/afgezanten van God. Daarom moeten we ze ook zo behandelen en eren.
Maar als ze goddeloos zijn? Moeten we ze dan ook eren? Ook dan! Kijk maar naar het voorbeeld van de apostel Paulus, die in Handelingen 23 vers 3─5 met dit Gebod van God in aanraking komt.
Wat is er aan de hand? Paulus staat voor het sanhedrin, de Joodse overheid, om onderzocht te worden. Terwijl Paulus net zal beginnen met zich te verantwoorden, geeft de hogepriester het bevel om Paulus op zijn gezicht te slaan. Dat is gemeen en zeer tegen Gods Wet. Daarom zegt Paulus: God zal u slaan, huichelaar! Zit u om mij volgens de Wet te oordelen en beveelt u tegen diezelfde Wet in, dat ik geslagen zal worden?! Dan zegt iemand tegen Paulus: u scheldt de hogepriester Gods uit. En dan haalt Paulus de tekst uit Exodus aan en zegt: ik wist niet dat het de hogepriester was, want er staat dat we onze overheden niet mogen lasteren.
Het tweede voorschrift is ceremonieel en is als zodanig een afbeelding van de Persoon en het werk van Jezus Christus. De eerstgeboren zoon is voor God. Wie is bij Maria de eerstgeboren Zoon? Jezus. Voor Wie was Jezus? Niet voor Maria, niet voor ons, maar voor God. Heel het leven van Jezus is aan God toegewijd. Om dat af te beelden, schrijft God in Zijn Wet voor, dat van alle huwelijken de eerstgeboren zoon aan God gewijd moest zijn.
En zo moeten we Jezus zien: Hij was de enige eerstgeboren Zoon, Die volkomen en geheel en al aan God gewijd was. Bij elk ouderpaar, dat voor het eerst vader en moeder werd, moest wel de bede in het hart leven om de volkomen vervulling van deze Wet, want van alle Joodse jongetjes die er in de loop van al die eeuwen geboren werden, was er uiteindelijk niet één, die werkelijk aan God toegewijd was. En daarom riep deze Wet om de eerste echt aan God toegewijde Zoon: Jezus, de Zoon van Maria...
Zo zie je, dat heel de Wet ons wijst op Christus.
Het derde voorschrift heeft te maken met de praktijk der Godzaligheid. Heel ons leven dient heilig te zijn. Dus los van alle zonden. Om dat af te beelden had de Heere in het Oude Testament verschillende Wetten gegeven. Eén daarvan was ten aanzien van eten en drinken. Bij elke maaltijd moest het volk van God in de Oudtestamentische tijd anders zijn, dan de heidenen. Bij elke maaltijd werd van de deelnemers gevraagd om er goed voor op te passen om zich te verontreinigden met onrein vlees. De bedoeling is niet, dat varkensvlees niet goed is of dat vlees van een verscheurd dier op zich niet goed is (zoals in het gebod van Exodus 22), maar om te laten zien: u moet helemaal naar God luisteren. De Heere wil zelfs nog ten aanzien van het dagelijks voedsel, dat u zich nauwlettend naar Zijn voorschriften gedraagt. En vooral: dat u zich in al die dagelijkse dingen afscheidt van de volken rondom u. De bedoeling is vooral, dat de Joden op alle punten anders waren dan de heidenen.
De vraag komt dan ook niet aan de orde, waarom je van het verscheurde niet mocht eten, want alleen al het Gebod van God is reden genoeg om je eraan te houden.
Hoe is dat bij ons? Zijn ook wij bereid om alle geboden des Heeren te houden, ook al zijn ze voor ons soms misschien lastig en vaak niet te begrijpen?
Sinds de komst van Christus zijn deze spijswetten opgeheven, maar de bedoeling is nog dezelfde: gij zult heilige mensen voor Mij zijn!
Tot in de kleinste dingen schreef God aan Zijn volk Israël voor, hoe zij zich hadden te gedragen. Dit was niet bedoeld om het leven te maken tot een wirwar van geboden en regels of om het ze moeilijk te maken. Nee, we moeten het eens zó zien:
Stel je voor, dat je Moeder een dag weg moet. Jij, als oudste dochter van zestien, past die dag op de kinderen en doet het huishouden, voorzover nodig. Jullie jongste is 3 jaar en moet natuurlijk goed verzorgd worden. Wat doet nu je Moeder, die jou voor het eerst zo'n dag laat oppassen? Zij schrijft alles wat er op zo'n dag gebeuren moet, precies op een papiertje en zet er zelfs die dingen op die misschien niet eens gebeuren zullen, bijvoorbeeld: als Jantine valt, liggen de pleisters daar en daar ... Des te nauwkeuriger je Moeder alles op een papiertje heeft geschreven, des te beter zal de dag verlopen en des gemakkelijker heb jij het.
Zo moet je de Wet van God ook zien. Heel nauwkeurig regelt God de dingen die gebeuren moeten en voorziet Hij in de dingen, die misschien gebeuren zullen. We zien er ditmaal een paar van uit Exodus 23 vers 1a, 2a, 4 en 8; waar staat:
1.Gij zult geen vals gerucht opnemen.
2.Gij zult de menigte tot boze zaken niet volgen.
3.Wanneer gij uws vijands os of zijn dwalende ezel ontmoet, zult gij die hem zeker wederbrengen.
4.Gij zult geen geschenk nemen; want het geschenk verblindt de zienden.
Jullie begrijpen het eerste vers ook wel zonder nadere uitleg: je mag niet roddelen en niet lasteren. De HEERE wijst er Zijn volk nog maar weer eens op, omdat roddelen en lasteren toch zo ontzettend veel stuk heeft gemaakt ...! Doe er toch nooit aan mee!
Roddel niet, vertel geen kwaad over je klasgenoten, buren of kennissen.
Laster niet, vertel geen leugens over je naaste.
Wat is het erg, dat God zo'n gebod in de Bijbel moet schrijven, vind je niet? Dat moest toch heel niet nodig zijn ... Dat kan toch iedereen van jullie begrijpen, hoe schadelijk het is om kwaad over een ander te spreken en iedereen van jullie voelt toch ook wel aan, hoe naar het is, wanneer anderen zo over jou praten!
De tweede waarschuwing, die God aan Zijn kinderen geeft, is ook precies gepast: je moet niet met de meerderheid meedoen. Veel mensen denken, dat iets goed is, omdat de meerderheid er voor is. Zo redeneert ook ons paarse kabinet, zo redeneert ook de CDA en zo redeneren ook heel veel kerkmensen. Ja, eigenlijk hebben we daar allemaal wel iets van: `kudde-dier-instinct' zoals dat wel plat gezegd wordt.
En wat kan het vaak moeilijk zijn om een eenling te wezen, op school en in je familie. Wanneer je niet meedoet, niet meegaat naar een café op vrijdagavond, niet houdt van de bioscoop, terwijl je maten in dienst er allemaal heengaan... Alleen, apart, vreemd, uitgerangeerd, niet geaccepteerd. Je wilt er zo graag bij horen, meedoen. Daarom ben je geneigd je te kleden, zoals je vriendinnen willen en je te gedragen, zoals je vrienden doen.
God zegt: je moet in die kwade, zondige dingen niet de menigte volgen, niet het aantal. Maar je moet nadenken: is het goed of niet? Is het volgens Gods wil of niet?
Het derde voorschrift zegt, dat je zelfs een vijandig mens moet helpen. Stel je voor, dat iemand jou heel naar en gemeen heeft behandeld. En een dag of twee later zie je iets van hem liggen, dat hij verloren heeft. Wat doe je dan? Laat je het liggen, neem je het mee naar huis óf breng je het naar hem toe? ... ?; en zeg je: ik vond dit ding en ik dacht dat het van u was, klopt dat?
Ten slotte waarschuwt de Heere er voor om je te laten omkopen. Steekpenningen en corruptie zijn wereldwijd aan de orde van de dag. In Italië, in België, zo kun je in de krant lezen. En dat is niet vreemd, want dat ligt ons wel. Iemand zal maar `een zak met gouden dukaten', ofte wel een stapeltje van `honderdjes', onder de tafel door schuiven ...; maar dan moet jij wel even een oogje dichtknijpen ... Wat doe je dan? Er kraait geen haan naar... O nee? Denk je dat God het niet ziet? Denk je dat Hij er niet op terug komt en je dat een keer in herinnering brengt?
Wees eerlijk als het om een stuiver of een dubbeltje gaat! Want als je om een stuiver oneerlijk kunt zijn, kun je het ook om ¦ 1000,= en een miljoen. Vraag de Heere om strikt eerlijk te zijn, je nooit te laten omkopen, niet door geld en niet door goede woorden of door vriendjespolitiek. Zó alleen blijft een maatschappij gezond, zó alleen kun je altijd iedereen recht in de ogen zien en zó alleen kun je in de vreze des HEEREN leven ...