Bijbelcatechisatie Genesis
Auteur: ds. W. Pieters
Gods Woord is onfeilbaar. Dit betekent dat er geen fouten in zijn. Het is geïnspireerd. Dit betekent dat het is ingegeven door Gods Geest. Dat geldt voor alle schrijvers.
In dit Boek zijn twee delen: het Oude en het Nieuwe Testament. Het Oude Testament is de beloftetijd, waarin het beloofde Vrouwenzaad (Genesis 3 vers 15) steeds duidelijker wordt beloofd en Zijn komst steeds helderder wordt geprofeteerd. Het Nieuwe Testament is de vervulling, waarin we lezen, dat Hij is gekomen, Wie Hij is en wat Hij heeft gedaan en geleden.
Het Oude Testament (als joodse Bijbel) bestaat uit drie delen: Wet, Profeten en Geschriften. Het eerste deel bevat de vijf boeken van Mozes, waarvan Genesis het eerste is.
'Genesis' is een Grieks woord en betekent 'wording, oorsprong, ontstaan', waarin niet slechts worden beschreven de oorsprong van de wereld en van de mensheid, maar ook van de kerk (Seth, Noach, Abram).
De Hebreeuwse naam voor Genesis is 'Bereesjíet'. Dit betekent 'In het begin'. Het is het eerste woord van de Hebreeuwse Bijbel.
Het boek Genesis beschrijft ons, wat God eeuwenlang mondeling liet overleveren.
Dat dit door Mozes op schrift gesteld werd, was nodig, omdat mondelinge overlevering gauwer wordt vergeten of verdraaid. God maakt ons hierin bekend dat Hij de Schepper / Maker van alles is, én dus ook de wettige Eigenaar en Gebieder. Hij vertoont ons Zijn macht, wijsheid en goedheid in dit kunstig maaksel. Tevens Zijn trouw in het onderhouden en besturen ervan, daarna.
De inhoud van het boek Genesis
1 Tegenover het heidense geloof in de natuurkrachten en de hemellichamen belijdt Israël: God staat daar boven. Zijn almacht schittert duidelijk. Ook Zijn wijsheid om alles zo te maken. Tevens Zijn goedheid om alles zó te maken, dat de mens op de zesde dag wordt gesteld in een Lústhof ('Eden' betekent 'lust, genoegen, vermaak'), waarin voor alles is gezorgd ...
2 Het huwelijk wordt ingezet tussen één man en één vrouw, zo innig als Adams rib in zijn lijf. Adam, de man, wordt eerst geschapen, de vrouw, Manninne, daarna. Dit duidt aan dat Adam het hoofd en de leider is. Dit is van fundamenteel belang voor heel het maatschappelijke en kerkelijke leven tot in onze tijd toe.
3 De mens wil aan God gelijk zijn, zelf baas, niet onderworpen. Maar hij stort in peilloze diepte neer, waar hij nu satan toebehoort. Toch laat God hem niet los, maar bezoekt hem met Zijn heil (zie Nederlandse Geloofsbelijdenis, artikel 17). Hij belooft hem Zijn Zoon en stelt uit Liefde vijandschap tussen ons en onze verleider.
4 Abel (Nietigheid) offert een God-welbehagelijk offer, door het gelóóf. Kaïn (van wie Eva dacht: deze is de beloofde Verlosser!) slaat hem dood; maar vlucht met een wroegend geweten. De Naam des HEEREN wordt aangeroepen, dat is: de openbare eredienst neemt een aanvang.
5 Een lijst van geslachten wordt getekend, waarin Henoch apart wordt vermeld als uitzonderlijk godzalig; en waarin het treurige refrein weerklinkt, wat ook straks van ons geldt: en hij stierf. Noachs geboorte en troostrijke naam worden verhaald.
6 God heeft er verdriet van dat Hij de mens maakte, want deze verliest zich in gruwelijke goddeloosheid. Nu wordt de allesverwoestende vloed gedreigd. Hieruit zal God één geslacht redden, door de ark. De reden tot de vloed is: de kerk stelt zich open voor de wereld. Dit gevaar bedreigt nog steeds elke generatie!
7─9 De zondvloed komt, de aarde wordt schoongeveegd, Noach en zijn gezin worden behouden (ook van alle dieren een paartje; en van de reine dieren zeven). Noach offert Gode dank, maar drinkt zich later dronken, waarover Cham zich vermaakt (spot nooit met je ouders of met Gods volk, want dat levert vervloeking op).
10 Veel geslachten en volken worden genoemd; Nimrod is beeld van de goddeloze mens ná de vloed, die zich weer tegen God verzet (het begin van een vreselijk en eindeloos refrein.
11 Babel is centrum van de zichzelf reddende mens, die van God niet afhankelijk wil zijn, maar zich een naam maakt en zo een hemelhoge toren bouwt. Het geslacht van Sem-Abram ...
12 De God der heerlijkheid verschijnt aan onze vader Abram en roept hem uit Ur naar een land dat hij niet kent. Hij gehoorzaamt. Hij weet niet waarheen hij reist, maar wel met Wie hij reist! Hij ontvangt de zegen (de moederbelofte krijgt nadere gestalte). Zijn zwakheid blijkt in Egypte (bijna-leugen, dus niet vertrouwen op Gods bescherming). Wat is de Bijbel eerlijk ...
13 Abram en Lot scheiden, waarbij Lot voor deze wereld kiest, al kleeft daaraan de zonde. Abram wordt bevestigd in zijn geloof door de bevestiging van Gods belofte.
14 Lot wordt gevangen genomen en weer door Abram bevrijd; Melchizedek, die een type of afbeelding is van Christus (zie Hebreeën 7) ontmoet Abram en zegent hem.
15 God richt Zijn verbond op met Abram. Dit contract, deze overeenkomst, is geworteld in Gods eeuwige verkiezing, is opgericht in Christus, vervangt het werkverbond van voor de zondeval, belooft alle gelóvigen alle Heil door de Messias.
16 Een droevige episode in het leven van Abram, dat hij door menselijke invulling ─ op advies van Saraï; door middel van Hagar ─ meent God te (moeten) helpen in de vervulling van Zijn belofte, aangezien Saraï onvruchtbaar is. Maar slechts ellende is het gevolg!!
17 God maakt Zich aan Abraham bekend als de Almachtige (dat betekent ook: de Algenoegzame), geeft Zich aan hem en gebiedt de besnijdenis als afbeelding en bewijs van Zijn genade. Ook Ismaël wordt besneden, waarin wordt gepredikt: God sluit hem niet buiten het verbond. Maar later sluit hij zichzelf erbuiten.
18 Izaks geboorte wordt aangekondigd. Sara kan het niet geloven en lacht; als God haar daarop wijst, ontkent ze het glashard. Wat zij wij brutale zondaren ... Sodoms verwoesting wordt gedreigd. God maakt het Abraham bekend opdat hij het aan zijn huisgezin zou vertellen, dat zonde onlosmakelijk is verbonden aan straf. Abrahams pleitrede voor Sodoms behoud. God wordt door Abraham genoemd 'De Rechter der ganse aarde'. Houden we er rekening mee?
19 Sodom en Gomorra worden verwoest, Lot wordt uitgeleid, zijn vrouw ─ wier hart in Sodom blijft, wanneer haar lichaam de stad verlaat! ─ komt om. Oorsprong van de volkeren van Moab en Ammon door incest ...
20 Abram blijkt nog steeds tot leugen geneigd; Izak wordt geboren.
21 Ismaël wordt weggestuurd vanwege zijn spot met / vervolging van Izak. Verbond met Abimelech, waaruit blijkt: we mogen in deze wereld léven, maar als vreemdeling, op reis naar het Beloofde Land!
22 Bevel om Izak te offeren, waarin Abrahams geloof en gehoorzaamheid worden beproefd. Als vader moet hij tegen alle natuurlijke liefde in zijn zoon slachten én hij verliest zo het beloofde Zaad, dus Christus! Zo 'doodt' hij zijn eigen zaligheid. En hij is bereid. Maar God laat het zover niet komen. Een lam in Izaks plaats (geen toeval, maar Gods voorzienige besturing!) wijst ons naar Christus' plaatsvervangend lijden en sterven.
23 Sara sterft en wordt begraven in de spelonk van Machpela: het eerste stukje van het beloofde land, dat Abraham in eigendom krijgt, is een graf ...
24 Izak ontvangt van God op zeer wonderlijke wijze een vrouw: Rebekka. In dit hoofdstuk lezen we prachtig over Gods besturing van alle, alle dingen; en over Zijn verhoring van het ootmoedig gebed!
25 Abrahams tweede huwelijk, zijn dood (175 jaar oud, toen Izak 75 was en Ezau en Jakob vijftien); geboorte van de tweeling Ezau en Jakob.
Borg. Juda stelt zich garant voor Benjamins veilige terugkeer. Hij zal, als de nood dringt, zichzelf stellen in Benjamins plaats. Hierin schaduwt hij af de Christus, Die uit hem zou voortkomen, Die Zich garant stelt voor allen die zich aan Hem toevertrouwen. Veilig is zo'n mens! Daarom moet het ons voor alles te doen zijn om de levensband met deze Plaatsbekleder. Wie in deze wereld dwaalt zonder Borg, komt om! Zo is Juda een type of afbeelding van Christus.
Twee vrouwen. Wat een ruzie en ellende verwekt zulk een huwelijk als van Jakob. Wij doen weliswaar zo niet, maar dezelfde grondhouding is er toch: tegen Gods orde willen ook wij ingaan; en we menen het beter te weten dan de Alwetende. We denken straffeloos Zijn gebod te kunnen vergeten en onze eigen zin te kunnen doordrijven. Wat halen we een ellende over ons, al zou onze ziel gered zijn, zoals bij Jakob, dan nog is het zeer onverstandig en zondig om Gods heilzame geboden terzijde te schuiven.
Bethel. Hoe noodzakelijk is het in ons leven, op reis door de tijd als balling in de wereld, een plaats te kennen, waar we een ontmoeting met God hebben, steeds opnieuw. Hoe intens heerlijk is het om metterdaad te ervaren: God spreekt tot mij, Hij ziet mij, bemint mij! Wie dit ervaart - zij het niet door middel van een openbaringsdroom of visioen, maar vanuit het Woord door de toepassing des Geestes -, die is hier en nu reeds zalig en ervaart wat BETHEL betekent. Want waar God is, daar is vrede, vrijheid, vreugde.
Jozef. In de weg, die God met Jozef gaat, zien we de weg van niet alleen Gods Zoon afgebeeld, maar van alle ware Christenen. Zij zullen zó worden geleid: door de diepte naar de hoogte, door lijden tot overwinning, via het kruis naar de kroon. Al was voor Jozef deze weg onbegrijpelijk en onverdraaglijk, nochtans was er zoveel liefde in gemengd, dat hij het kon dragen én erdoor werd gelouterd. Dat is Gods bedoeling met tegenslagen, rampen, moeiten. Wanneer Hij ons vergeten schijnt te zijn, beproeft Hij onze geloofsverwachting.
Naar aanleiding van de geschiedenis van Abraham dat hij zijn zoon Izak aan de HEERE moet offeren, lezen we nu artikel 13 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis. Daarin gaat het over Gods voorzienigheid (artikel 13).
Wij geloven, nadat God alle dingen had geschapen, dat Hij deze niet heeft laten varen of aan het toeval of het geluk heeft overgegeven, maar dat Hij ze naar Zijn heilige wil zo bestuurt en regeert dat in deze wereld niets geschiedt zonder Zijn bevel. Hoewel, God is niet de Bewerker van de zonde die er geschiedt, en draagt er ook geen schuld van.
Want Zijn macht en goedheid is zo groot en onbegrijpelijk dat Hij Zijn werk zeer juist en rechtvaardig beschikt en doet, ook wanneer duivelen en goddelozen onrechtvaardig handelen.
Aangaande nu wat Hij doet boven het begrip van het menselijke verstand, dat willen wij niet nieuwsgierig onderzoeken, meer dan ons begrip kan verdragen; maar wij aanbidden met alle ootmoed en eerbied Gods rechtvaardige oordelen; en wij houden ons tevreden dat wij leerlingen van Christus zijn, om alleen te leren wat Hij ons aanwijst in Zijn Woord, zonder deze grenzen te overschrijden.
Deze lering geeft ons een onuitsprekelijke troost, omdat ons daardoor wordt geleerd dat niets ons toegevallig kan overkomen, maar alleen door de beschikking van onze goedertieren hemelse Vader, Die voor ons waakt met een Vaderlijke zorg, en alle schepselen onder Zijn heerschappij houdt, zodat niet één haar van ons hoofd (want die zijn alle geteld), ook niet één musje op de aarde kan vallen zonder de wil van onze Vader.
Hierop verlaten wij ons omdat wij weten dat Hij de duivelen en al onze vijanden in toom houdt. Zij kunnen ons zonder Zijn toelating en wil niet schaden.