Wat de bijbel zegt over de drie-eenheid (5)
Auteur: ds. W. Pieters
De Godheid van onze Middelaar is in de Heilige Schrift duidelijk beschreven. Toch staan er ook gegevens in de Schrift die schijnen het tegendeel te zeggen. Daar gaan we nu naar kijken. In de eerste plaats letten we op Openbaring 3 vers 14. Daar noemt Christus Zich: "De Amen, de trouwe en waarachtige Getuige, het Begin der schepping Gods."
Christus wordt hier het Begin van de schepping genoemd. Als we niet goed nadenken, zouden we de conclusie kunnen trekken: dus Christus is als de eerste van alles geschapen. Maar het Griekse woord dat vertaald is met `begin', (archè), heeft ook de betekenis van `Dat waardoor iets begint te zijn, de oorsprong, de actieve oorzaak.' Kijk maar in Openbaring 1 vers 8. Daar zegt God: "Ik ben de Alfa en de Omega, het Begin en het Einde, zegt de Heere, Die is en Die was en Die komen zal, de Almachtige." Dus God is het Begin, namelijk: Hij is van alles de Oorsprong. En zo is Jezus ook de Eerste Oorzaak of Bewerker van Gods schepping.
Misschien denkt iemand: maar dan is onze statenvertaling ook niet zo duidelijk! Dan antwoord ik je: toch wel, als je de Statenbijbel gebruikt, zoals hij is bedoeld en uitgegeven, namelijk met de kanttekeningen. Deze geven honderden uitlegkundige opmerkingen, waardoor je de Bijbel beter kunt begrijpen. Kijk maar naar kanttekening 40 op Openbaring 3 vers 14. Daar staat bij het woordje `Begin': `Dat is, een Auteur en Oorsprong der schepping van alle dingen.' En we worden gewezen op Johannes 1 vers 3 en Kolossenzen 1 vers 15. Ook wijst deze kanttekening erop dat het Griekse woord anders kan worden vertaald, namelijk: `Anderen zetten het over: Prins of Overste van de schepselen Gods.' En zo kunnen we dus op het spoor komen, wat wordt bedoeld met de uitdrukking, dat Christus het Begin van de schepping is: Hij heeft zeggenschap over de schepping, Hij is Degene Die heel Gods schepping in Zijn macht heeft. Laten we even nadenken over deze Naam van Christus. Waarom noemt Hij Zich zo? Om duidelijk te maken dat we niet met een gewoon iemand te doen hebben, maar met Hem Die de almachtige Schepper is van hemel en aarde. Dit houdt in, dat we diepe eerbied voor Christus moeten hebben! Heb jij dat ook? De tweede Schriftplaats die we bezien, is Spreuken 8 vers 22. Daar staat in onze Statenbijbel: "De HEERE bezat Mij in het begin van Zijn weg, voor Zijn werken, van toen aan." De Jehova's getuigen (JG) vertalen: `Jehovah zelf heeft mij voortgebracht als het begin van zijn weg, als het vroegste van zijn werken van oudsher.' De JG zullen het wel goed kunnen vinden met de groot nieuws vertaling. Deze heeft: De Heere heeft mij als eerste geschapen, lang geleden, voor al het andere.' De kanttekening van deze moderne vertaling verwijst naar Johannes 1 vers 1-3, alsof dus Christus als eerste werd geschapen. Hiermee is de Godheid van onze Zaligmaker volledig ontkend! Zelfs de JG hebben het zo niet vertaald. Zij hebben nog het woord `voortgebracht', wat toch nog beter kan worden uitgelegd dan het woord `geschapen.' Wat een dwaasheid veronderstellen deze beide vertalingen! Het gaat in Spreuken 8 over de eeuwige Wijsheid van God. Volgens de JG heeft God de wijsheid voortgebracht (of geschapen, volgens de groot nieuws vertaling) als eerste van Zijn werken. Ik zou willen vragen: had God daarvóór dan geen wijsheid? En hoe kwam God er dan bij om (terwijl Hij nog geen wijsheid bezat?) wijsheid voort te brengen, te scheppen? Dit is nonsens. Nee, God is van alle eeuwigheid af de Wijsheid Zelf. En in Spreuken 8 vers 22 schrijft Salomo dat God deze Wijsheid (dat is Zijn Zoon) reeds bezat toen Hij begon alles te maken.
Hieruit zien we waar moderne vertalingen terecht komen. Als iemand het onderneemt om Gods heilig en onfeilbaar Woord te vertalen, terwijl hij niet recht zicht heeft op Wie God is en wie wij zijn en Wie Christus is ..., dan bederft hij in zijn `vertaling' meer dan dat hij nuttig is. En als gewoon gemeentelid, die geen kennis heeft van de grondtekst, ben je aangewezen op een vertaling en dus op die vertaler(s). Kun je een vertaling vertrouwen? Alleen als de vertalers betrouwbaar zijn. Nu, dat zijn ze bij de groot nieuwsbijbel en de bijbel van de JG blijkbaar niet. En blijkens de kanttekeningen op de nieuwe vertaling van 1951 zijn ook deze vertalers niet betrouwbaar! Daarom houden wij het voorlopig maar bij onze oude en vertrouwde, maar vooral: betrouwbare statenvertaling. Alleen moeten wij dan niet tegelijk zo dwaas zijn om persoonlijk deze eeuwige Wijsheid, Jezus Christus, te verwerpen en onze eigen `wijsheid' te volgen!
Micha mag de geboorte van de Verlosser aankondigen (hoofdstuk 5 vers 1): "En gij, Bethlehem Efratha, zijt gij klein om te wezen onder de duizenden van Juda? Uit u zal Mij voortkomen Die een Heerser zal zijn in Israël en Wiens uitgangen zijn van ouds, van de dagen der eeuwigheid." Het gaat in verband met de Bijbelse leer van de Godheid van deze Verlosser nu om de uitdrukking `Wiens uitgangen zijn van ouds, van de dagen der eeuwigheid.' Wat betekent dit? De uitdrukkingen `van ouds' en `de dagen der eeuwigheid' hoeven niet te betekenen: van voor de schepping, van voor het begin van de tijd. Dezelfde uitdrukkingen worden in het Oude Testament ook wel gebruikt ten aanzien van schepselen, die niet eeuwig waren, maar al heel lang. Een paar voorbeelden, eerst van de uitdrukking `van ouds'. In Nehemia 12 vers 46 staat: "In de dagen van David en Asaf, van ouds, waren er hoofden der zangers." Duidelijk is dat hiermee geen voortijdelijke eeuwigheid wordt aangeduid. En in Psalm 44 vers 2 staat: "O God! wij hebben het met onze oren gehoord, onze vaders hebben het ons verteld: Gij hebt een werk gewrocht in hun dagen, in de dagen van ouds." Zo is het ook met de uitdrukking `eeuwigheid'. In Deuteronomium 33 vers 15 worden heuvels eeuwige heuvels genoemd: "En van het voornaamste der oude bergen, en van het uitnemendste der eeuwige heuvelen."
Maar al kan de uitdrukking `van ouds' iets betekenen van lang geleden in de tijd, het kan ook duiden op de eeuwigheid van God. Denk aan Habakuk 1 vers 12. Daar zegt de profeet: "Zijt Gij niet van ouds af de HEERE, mijn God, mijn Heilige?" En in Deuteronomium 33 vers 15 staat in het Hebreeuws hetzelfde woord, maar nu vertaald met `eeuwige': "De eeuwige God zij u een woning."
Daarom is het van groot belang dat een vertaler niet alleen kundig is in de grondtalen, Hebreeuws en Grieks, maar ook dat hij geestelijk onderwezen is. Woorden kunnen immers op verschillende manieren worden vertaald. De twee uitdrukkingen van Micha 5 vers 1 zijn op andere plaatsen ook door onze statenvertalers op andere manieren vertaald. Dat ze in Micha 5 de eeuwige, voortijdelijke, afkomst van Christus zien, is dan ook niet zozeer taalkundig, maar bij het licht van de Heilige Geest!
Want zij weten vanuit andere gegevens van de Heilige Schrift, dat het hier gaat over de eeuwigheid van de Verlosser. Hij is van eeuwigheid God. De jehova's getuigen (JG) vertalen het zo, dat de eeuwigheid van Christus weg is. Zij zeggen: `wiens oorsprong is uit oude tijden, uit de dagen van onbepaalde tijd.' Ook de groot-nieuwsvertaling heeft het wegvertaald: `In het verre verleden ligt zijn oorsprong, in lang vervlogen dagen.' De nieuwe vertaling heeft wel goed vertaald, maar een heel verkeerde uitleg in haar kanttekeningen opgenomen. De uitdrukkingen `van ouds' en `van de dagen der eeuwigheid' zouden alleen maar op de tijd van David duiden. Daar stamt de Verlosser immers uit, en dat is in Micha's tijd al zolang geleden dat hij erover spreekt alsof het al een onafzienbare lange tijd is. Veel, ja alles, hangt hier af van de mening en het geestelijke inzicht van de vertaler. De kanttekening op de nieuwe vertaling zegt er gelukkig wel bij dat de kerk terecht de eeuwige generatie van Christus belijdt, maar toch kunnen we volgens haar dit niet meer op Micha 5 vers 1 gronden. Maar juist de verbinding van de uitdrukking `van ouds' en de uitdrukking `van de dagen der eeuwigheid' duidt erop, dat er iets bijzonders is en wel: deze twee uitdrukkingen samen bevatten de meest sterke Hebreeuwse manier van zeggen dat het gaat over een oneindige duur. En dus plaatsen deze twee uitdrukkingen de afkomst van Christus vóór alle tijden. Hij is tezamen met de Vader en de Geest van eeuwigheid de Heerser over Israël.
Nu blijft voor jou over de vraag: ken en erken jij deze Heerser? Wij belijden dat Hij van eeuwigheid reeds Heerser was, Koning was. Maar wat is deze belijdenis waard, ook tegenover de JG, wanneer wij persoonlijk Hem niet als onze Heerser erkennen? `Wat houdt dat dan in?', vraag je misschien. Dat jij je aan al Zijn bevelen en geboden onderwerpt. Denk aan de woorden van Jezus bij Zijn opdracht aan de discipelen om de mensen te dopen. Dan zegt Hij: "Lerende hen onderhouden alles wat Ik u geboden heb." Niet gedwongen, maar gewillig, uit liefde. Deze liefdedienst heeft nog nooit iemand gespeten. Wanneer wij ons in ootmoed aan deze Heerser uit Bethlehem onderwerpen, worden we tot onze grote verbazing gewaar, dat Hij ons maakt tot koningen voor God, Zijn Vader! We krijgen dus geen slavenleven, maar worden juist van slavernij bevrijd!