Woorden van Jezus (Mattheus 15,20)
Auteur: ds. W. Pieters
Traditie en traditie zijn best wel verschillend. Traditie met een hoofdletter is wat ons in de Bíjbel is overgeleverd. Met een kleine letter is traditie wat ménsen ons overleveren. Als het goed is, leveren mensen, in het bijzonder ouders, predikers en onderwijzers, ons vooral de Bijbel over. Maar ook is het mogelijk dat er menselijke ideeën en gewoonten worden overgeleverd. Dat hoeft heel niet slecht te zijn, als de menselijke traditie maar niet met Goddelijk gezag wordt bekleed, én als het maar niet tegen de Traditie, dat is tegen de Bijbel ingaat.
In dat geval is menselijke traditie verkeerd. En daarover gaat het in de volgende uitspraak van Jezus, Mattheüs 15 vers 3:
"Hij antwoordde en zei tot hen: 'Waarom overtreedt ook gij het gebod van God door uw inzetting?'"
Jezus is opnieuw in discussie met de joodse leidslieden. Ze hebben weer eens wat gevonden om te vitten. Ze zien dat de discipelen de maaltijd beginnen zonder eerst hun handen te hebben gewassen. Hun kritiek daarop heeft geen betrekking op hygiëne, maar op godsdienst. Het was namelijk een religieus gebod dat joden hun handen moesten wassen voordat ze aan tafel gingen.
Nu is er op zich niets mis mee om je handen te wassen, voordat je gaat eten. Het is in veel gevallen gezond. Alleen, wat is de achtergrond? Waarom moest het gebeuren? En vooral: is het alleen een (goede) gewoonte, of is het een bevel waaraan de dienst en de eer van God gekoppeld worden?
Jezus wijst hun 'aanklacht' of verwijt af. Hij maakt meteen van de gelegenheid gebruik om ze Zijn mening te vertellen over die menselijke traditie; een traditie, niet van God, maar van de mens, maar alsof ze van God was; die ook nog eens tegen Gods wil inging.
In de tijd van de kerkhervorming hadden mannen als Luther en Zwingli hier ook mee te maken. Er waren tientallen voorschriften door de kerk aan de mensen opgelegd. Voorschriften die menselijk van oorsprong waren, sommige goed, andere niet; maar die zonder uitzondering werden verbonden met Gods eer en met de zaligheid van de ziel. En dan ook nog 's voorschriften, waardoor de dienst aan God en aan de naaste werd verhinderd. Twee voorbeelden zal ik geven, eerst van een menselijke traditie die op zich niet zondig was, maar die wel werd voorgesteld alsof de zaligheid er vanaf hing.
Op vrijdag is het verboden om vlees te eten. Doe je het toch, dan zondig je tegen God. Nu, om vrijwillig het besluit te nemen om op vrijdag geen vlees te eten (en van mijn part om nooit meer vlees te eten), is heel best ..., áls je maar niet denkt dat je daar God een dienst mee doet, of dat het Gode aangenaam is om dit te besluiten (en te houden). Zo'n vrijwillig genomen besluit mag je ook niet aan anderen opleggen, laat staan met gewetensdwang; dat is: zo dat je het wél eten van vlees zonde noemt. Zonde is alleen wat Gód zonde noemt ...
Het tweede voorbeeld is al je geld aan de kerk geven, om nog meer pracht en praal erin aan te brengen, terwijl je armen en behoeftigen gewoon in hun misère laat. Dat werd door de roomse kerk gestimuleerd. Kloosters en kerkgebouwen waren prachtig ingericht, maar voor zieken, ouden van dagen, weduwen enzovoorts werd niets of amper wat gedaan.
Dat is precies het punt wat Jezus uitkiest om de huichelachtigheid van de joodse traditie aan de kaak te stellen (zie vers 4-6). God heeft veel liever dat we ons geld geven aan onze behoeftige naaste dan aan het kopen van een nog duurder orgel in de kerk. Geen (duur) orgel in de kerk is geen zonde, maar onze naasten niet verzorgen is wel zonde.
Jezus keert de zaken dus precies om. En dat moeten ook wij ons aantrekken.
De les is dus: God willen dienen op een manier die niet in de Bijbel staat, is zinloos; ga je zelfs (enigszins) tegen de Bijbel in, dan is het nadrukkelijk zonde. God willen dienen met veronachtzaming van je naasten, ver weg of dichtbij, is onmogelijk. Al eens eerder had Jezus dit tot de joodse leidslieden (en tot ons) gezegd, Mattheüs 9 vers 13:
"Leer wat het is: 'Ik wil barmhartigheid, en niet offerande.'"
En zelfs in het Oude Testament is het bekend dat God veel meer waarde hecht aan het onderhouden van Zijn geboden, dan aan het precies opvolgen van een uitwendige vormengodsdienst. Zo zegt de profeet-richter Samuël tegen koning Saul:
"Gehoorzamen is beter dan slachtoffer."
En Paulus onderstreept het nog eens in zijn eerste brief aan de Korinthiërs:
"De besnijdenis is niets en de voorhuid is niets, maar de onderhouding van Gods geboden."
Woorden van Jezus - Mattheüs 20
'Gelijk Loon'. Daarover gaat het in de gelijkenis die Jezus uitspreekt in Mattheüs 20:
"Want het Koninkrijk der hemelen is gelijk een heer des huizes, die met de morgenstond uitging om arbeiders te huren in zijn wijngaard."
Steeds worden er nieuwe arbeiders gehuurd (zelfs één uur voor 'sluitingstijd' nog), en aan het einde van de dag blijken alle arbeiders precies hetzelfde loon te ontvangen. Zij die twaalf uren in de hete Oosterse zon hebben gezweet, én zij die - om zo te zeggen - net op tijd kwamen om het gereedschap op te ruimen.
Wat bedoelt Jezus hiermee te zeggen? Het is niet zo moeilijk om de Bijbel te laten buikspreken. Dan kun je uit deze gelijkenis concluderen dat er twee soorten Christenen zijn, zij die zalig worden door werken (en die dus de zaligheid verdienen), én zij die zalig worden door amper of niet te werken (en die dus uit genáde zalig worden).
Om echter een gelijkenis recht te doen, moeten we eerst de directe omgeving van de gelijkenis aan een nauwkeurig onderzoek onderwerpen en vervolgens moeten we uit een gelijkenis nooit een LEER / DOGMA halen, die we nergens elders in de Bijbel vinden. Als we menen in een gelijkenis een 'waarheid' te ontdekken, die we vervolgens op niet ene andere Schriftplaats kunnen gronden, dan hebben we ons fundamenteel vergist.
Het eerste woord uit Jezus' mond in deze gelijkenis, 'want', toont ons dat we naar de voorgaande verzen hebben te kijken om te zien waarom Jezus dit verhaal vertelt. In hoofdstuk 19 lezen we over de rijke jongeling en Jezus' uitspraak dat een rijke onmogelijk zalig kan worden. Dan zegt Petrus: wij hebben alles verlaten en zijn U gevolgd, wat zal er met ons gebeuren? Jezus zegt, als het ware: maak je daarover maar niet ongerust: je krijgt bij mij 10.000% rente ...!
Maar om nu geen verkeerde conclusies te laten groeien uit dat gezegde, verbindt Hij er een verhaal aan over arbeiders die heel ongelijk hebben gepresteerd en toch allemaal hetzelfde krijgen uitgekeerd.
'Verbeeld je dus maar niets', is als het ware uit Jezus' woorden te horen, 'als je al dacht dat jullie toch wel een streepje vóór hebben op anderen (bijvoorbeeld op de heidenvolken die eeuwen later zullen komen), dan heb je je toch wel grondig vergist: straks krijgt iedereen evenveel LOON.
Zo is het ook wanneer een jongen van zestien jaar door een auto-ongeluk op het alleronverwachtst om het leven komt en net een week daarvoor bekeerd werd. Hij zal volkomen zalig worden, NIET MINDER dan een godvrezende predikant van 86 jaar, die gedurende zestig jaren, in alle ijver, trouw en ootmoedig heeft gearbeid in het Koninkrijk Gods. Beiden zijn door het geloof volkomen gerechtvaardigd en gezaligd.
Ondertussen is het wel een voorrecht om heel je leven in de dienst van deze goede Koning te mogen besteden. Des te jonger je 'gehuurd' wordt, zoals de eigenaar in de gelijkenis landarbeiders huurt, en des te meer je in de wijngaard, dat is in Christus' gemeente, mag werken, des te meer je verdient? Nee, des te groter voorrecht je ontvangt!
In Gods dienst geldt: het werken zelf al is het beloond worden.
Geef daarom al je kracht, lichamelijk en mentaal, en al je geld en al je tijd gerust aan Jezus en Zijn dienst; het zal je nooit berouwen. Maar doe het niet met de bedoeling straks meer loon te ontvangen. Heimelijk zou dat je 'bijoogmerk' kunnen zijn. We zijn immers - al zijn we nog zo waarachtig bekeerd - nog niet altijd helemaal aan onze bijbedoelingen gestorven. En als kind of knecht van God kan het zomaar opborrelen: ik doe toch wel heel wat meer dan die; en ik doe het ook veel beter. En dus, ... Nee, we zeggen het niet, maar het is ondertussen toch al in onze gedachten geweest: ik heb meer verdiend, ik zal straks wel iets meer krijgen. Of in ieder geval denken we heimelijk dat God over onze inzet en ijver best wel tevreden zal zijn, méér tevreden dan over anderen die veel minder ijverig enz. zijn.
Pas op, zegt Jezus: Ik betaal het genadeloon uit volgens andere maatstaven dan jij denkt.
En dus geeft deze gelijkenis onderwijs, om voorgoed af te leren - o, leerden we het maar voorgoed af! - iets anders te verwachten dan ZIJN GOEDHEID.
Ja, met die opmerking sluit Jezus het verhaal, dat zo oneerlijk schijnt te zijn:
"... is uw oog boos, omdat ik goed ben?"
Laten we bij alle schijnbaar ongelijke en dus oneerlijke dingen, en verder bij alle andere problemen die zich bij jou en mij opdoen wanneer we de Bijbel lezen - dit dan toch maar nooit vergeten: IK BEN GOED. Ja, onze Heere Jezus Christus is zó goed, dat Hij arbeiders wil 'huren' - die Hij heel niet nodig heeft! -; en dat Hij zelfs 'loon' uitbetaalt aan prutsers, die alles verprutsen!!!