De wet van Mozes en jij: bloed en vuur
Auteur: ds. W. Pieters
Bloed moest vloeien voor de zonde. Waarom? Op de vorige twee bladzijden (over Spreuken 28 vers 17) zien we het. De Heere had het gezegd tegen Noach, direct na de zondvloed: “Wie des mensen bloed vergiet, zijn bloed zal door de mens vergoten worden.” De moordenaar moet sterven.
En in het paradijs zijn we allen moordenaars geworden. Ook al hebben we niet metterdaad het bloed van onze medemens vergoten en ook al zijn we dus niet metterdaad een moordenaar of doodslager geworden, toch zijn wij moordenaars. Toch staan wij schuldig aan het zesde gebod. Luister maar naar de apostel Jacobus. Hij schrijft (hoofdstuk 2 vers 10 en 11): “Wie de gehele wet zal houden en in één gebod zal struikelen, die is schuldig geworden aan alle geboden. Want Hij, Die gezegd heeft: `Gij zult geen overspel doen', Die heeft ook gezegd: `Gij zult niet doden'. Indien gij nu geen overspel doet, maar doodt, zo zijt gij een overtreder der wet geworden.” Dus als je iemand doodslaat, sta je ook schuldig aan het zevende gebod `gij zult geen overspel doen'. En andersom ook. Dus welk gebod wij ook hebben overtreden, wij staan ook schuldig aan het zesde en dus hebben wij de doodstraf verdiend. Daarom moet er in de tabernakel bloed vloeien. Lees maar mee in Leviticus 1 vers 5:
1.Daarna zal hij het jonge rund slachten voor het aangezicht des HEEREN; en de zonen van Aäron, de priesters, zullen het bloed offeren en het bloed sprengen rondom dat altaar, hetwelk voor de deur van de tent der samenkomst is.
Nadat de offeraar zijn hand heeft gelegd op de kop van het offerdier, moet hij het slachten. Dit slachten mag hij niet overlaten aan de priester. Hij moet het persoonlijk doen. Best moeilijk, heel naar. Wat zal er door een offeraar zijn heengegaan? In het bijzonder wel, wanneer dat een godvrezende man is geweest? Wanneer hij een teer geweten heeft voor God en de mensen? Je voelt wel aan: dat slachten, dat doodsteken van het offerdier, het onschuldige offerdier, is geen gemakkelijke zaak. Zo'n pracht beest, zo'n mooie sterke, jonge stier! Door God geschapen, niet om te sterven, maar om te leven en om vruchtbaar en blij te zijn. En nu moet het sterven ...! Waarom? De offeraar mijmert: vanwege mijn zonden! En dan moest dat bloed worden opgevangen in een schaal. De priester moest dat offeren door het te sprengen rondom het altaar.
Wat is de taal der Heilige Schrift met betrekking tot het bloed? In zowel het Oude als het Nieuwe Testament komen we heel veel keren het bloed tegen. Ik geef twee Schriftplaatsen, één uit het Oude Testament en één uit het Nieuwe. Leviticus 17 vers 11: “De ziel van het vlees is in het bloed, daarom heb Ik het u op het altaar gegeven om over uw zielen verzoening te doen; want het is het bloed dat voor de ziel verzoening zal doen.” Hebreeën 9 vers 13, 14 en 22: “Indien het bloed der stieren heiligt tot de reinheid des vleses, hoeveel te meer zal het bloed van Christus uw geweten reinigen van dode werken om de levende God te dienen; en zonder bloedstorting geschiedt geen vergeving.”
Duidelijk wordt hier geleerd, dat er in plaats van de ziel van de zondaar een andere ziel moet zijn die boet. De ziel van de zondaar moest sterven, voor eeuwig sterven, verdoemd worden. Maar God geeft een plaatsvervangende ziel, dat is niet de ziel van een dier (in het bloed), maar uiteindelijk de ziel van Zijn Eigen lieve Zoon, Jezus Christus, Zoon van Maria.
Wat een Evangelie! Mijn ziel hoeft niet eeuwigdurend te worden gestraft, omdat de priester (dat is Christus) het bloed van het offerdier (dat is weer Christus) neemt en het rondom het altaar (we denken nu aan het vloekhout op Golgotha!) sprengt.
Jongen, meisje, is dat bloed van Jezus Christus jou wel eens onmisbaar geworden en dierbaar geworden? Voel je in het diepst van je hart iets van de inhoud van Petrus' geloofsjubel (hoofdstuk 1 vers 19 van zijn eerste brief): Gij zijt gekocht door het dierbaar bloed van Christus, het onbestraffelijke en onbevlekte Lam!?
Heb jij bloed nodig? Geen bloedtransfusie, maar bloedstorting en bloedbesprenging? Hunkert jouw schuldige geweten (zie bladzijde 3) naar het dierbaar bloed van verzoening en schuldvergeving?
Wat ik bedoel? Dat je de verzoenende kracht van Christus' bloed begeert te kennen, in geloof, voor al jouw vuile zonden! Heb je geleerd dat God een heilig God is, een rechtvaardig God? Dat Hij nooit met jou omgang kan hebben, vanwege je gruwelijke zonden? En dat Hij nochtans jou Zijn vriendschap aanbiedt, door het plaatsvervangende offer van Christus?!
De offeraar moest zelf het dier slachten. Zo hebben wij zelf door onze zonden Christus geslacht / gekruisigd. Geve God ons uit genade nu in het geloof het Lam Gods te slachten, dat is in schuldverslagenheid niets te weten dan Jezus Christus en Die gekruisigd!
Vuur
Vuur wordt in de Bijbel vaak gebruikt als beeldspraak of voorbeeld. Het vuur `zegt' ons iets over geestelijke dingen. Zo is het ook bij het altaar en het daarop liggende hout: de plaats van het vuur. Wanneer een offer werd gebracht, moest er vuur aan te pas komen. Dit vuur verteerde (een deel van) het offerdier. Waarom? Wat zei God met deze sprake van het vuur?
In Leviticus 1 vers 6-9 lezen we over dit vuur en we zullen er samen wat over nadenken:
1.Dan zal hij het brandoffer de huid aftrekken (villen) en het in zijn stukken delen.
2.En de zonen van de priester Aäron zullen vuur maken op het altaar en zullen het hout op het vuur schikken.
3.Ook zullen de zonen van Aäron, de priesters, de stukken, het hoofd en het smeer (vet) schikken op het hout dat op het vuur is, dat op het altaar is.
4.En zijn ingewand en zijn schenkels (poten) zal hij met water wassen; en de priester zal dat alles aansteken op het altaar; het is een brandoffer, een vuuroffer, een lieflijke reuk voor de HEERE.
Eerst is er het ritueel van het bloed. Dit betekent de volkomen verzoening van alle zonden. Vervolgens is er het ritueel van het vuur, het verbranden van het offer. Dit betekent de toewijding aan God.
O zeker, vuur is vaak verterend en verwoestend. Er blijft as over als iets door het vuur is verteerd. Maar vuur is niet altijd verwoestend. Het is ook louterend / reinigend / zuiverend. Vuur is in heel de tempeldienst een zichtbare preek met als hoofdelement: verteren. Verteren niet zozeer in toorn, als wel in gunst.
In zekere zin zou je kunnen zeggen dat het vuur op het altaar een beeld is van Gods heilige toorn. Het offerdier wordt immers gans verteerd! Is dat niet een beeld van het lijden en sterven van Jezus Christus, Die toch als het ware in de vlammen van Gods toorn verteerd werd op het altaar (het vloekhout van Golgotha)? Is het niet een treffend beeld van Gods toorn, die immers volgens Deuteronomium 32 vers 22, brandt tot in de onderste hel? En laat ons dan deze lering uit de vuur-taal van de offerdienst trekken: wij hebben het verdiend om in de vlammen van Gods eeuwige toorn eeuwigdurend te branden (Mattheüs 25 vers 41).
Maar in Leviticus staat een andere betekenis van het vuur. Het is een lieflijke reuk voor de HEERE. Het is niet zozeer Gods toorn, als wel Gods genade, die in het vuur wordt afgebeeld. We moeten bedenken dat het vuur volgt op de bloedstorting. Het bloed tot verzoening is gestort én gesprenkeld. En de toorn van God is daardoor geblust. Nu is het vuur de sprake van God, dat Hij het offer van onze hand aanvaardt. Dat Hij het in gunst beschouwt.
In Psalm 20 vers 4 lezen we een wens van de dichter voor de lezer. Hij zegt: "Hij gedenke al uw spijsoffers en make uw brandoffer tot as." Kanttekening 8 bij het woordje `as' luidt: Tonende met enig teken dat het Hem aangenaam is. Zij verwijst ook naar I Kronieken 21 vers 26. Daar gaat het over het offer dat David brengt na zijn dwaasheid van de volkstelling en de daarop volgende straf van de pest. In dit vers nu staat: "Toen bouwde David daar voor de HEERE een altaar en hij offerde brandoffers en dankoffers. Als hij de HEERE aanriep, zo antwoordde Hij hem door vuur uit de hemel op het brandofferaltaar." Kanttekening 32 luidt: God liet vuur van de hemel vallen op het brandoffer, daarmee betuigende dat Hij Davids gebed verhoord had. Zo is het vuur ook bij Gideon (Richteren 6) en bij Elia (I Koningen 18) een teken van Gods gunst.
Dat wordt omschreven met de woorden: een lieflijke reuk voor de HEERE. Dit moeten wij natuurlijk niet letterlijk nemen. Het is beeldspraak. Wat kunnen we hieruit leren? Dat het offer van Jezus Christus Gode aangenaam was. God heeft altijd met welgevallen op het grote Offer-Lam gezien (Mattheüs 3 vers 17). God heeft ook met welgevallen de bloedprijs van Zijn Lam aanvaard. En als teken daarvan heeft Hij in de Oudtestamentische eredienst het vuur van de hemel gezonden (Leviticus 9 vers 24) en liet Hij het offer door het vuur in rook opgaan, zodat Hij de aangename geur kon `ruiken'.
Van Christus staat geschreven dat Hij Zichzelf heeft opgeofferd door de eeuwige Geest. De Heilige Geest wordt ook wel met vuur vergeleken. Zouden we niet mogen denken dat het vuur op het altaar een beeld is van de Heilige Geest?
Nog één ding: in Efeziërs 5 vers 1 en 2 roept Paulus ons op om in de liefde te wandelen, zoals Christus ons heeft liefgehad en Zich voor ons heeft overgegeven tot een slachtoffer, voor God tot een welriekende reuk. O, dat ons leven zulk een welriekende geur voor God zou zijn; niet een stank en walging vanwege onze zonde! Ja, walg maar van je zonde en schuil maar achter Christus' offer. Zo is heel ons bestaan aangenaam voor God; om Jezus' wil!