De verbinding tussen Psalm 42 en 43 - deel 1
Auteur: David Moerman
Inleiding
Een bekend aspect van de Hebreeuwse dichtkunst is de herhaling, meestal in de vorm van parallellisme (zie hier voor een verdere uitleg van dat begrip). In Psalm 42 en 43 is ook sprake van herhaling, maar dan in een meer letterlijke zin. Twee bijzonderheden willen we hierbij voor het voetlicht halen.
Herhaling als bindmiddel
Vanuit het berijmde psalmboek wordt niet gelijk duidelijk dat Psalm 42 en 43 sterk met elkaar verbonden zijn, vooral omdat beide Psalmen een andere melodie hebben.
Wanneer we naar de onberijmde tekst kijken, dan zien we dat Psalm 42:6, 42:12 en 43:5 bij elkaar horen, en de laatste twee zijn zelfs identiek. In de berijmde versie zijn dit 42:3 en 7, en 43:5 geworden. Als Psalm 43 dezelfde melodie had gehad als Psalm 42, dan was vers 5 precies hetzelfde geweest als Psalm 42:7. Het is dan ook niet vreemd om te denken dat Psalm 42 en 43 eigenlijk één Psalm zijn.
De reden van de splitsing is niet duidelijk, maar heeft wel oude papieren: de oudste griekse vertaling, de Septuaginta van vóór de jaartelling, heeft de tekst al in tweeën gesplitst. Een mogelijkheid is dat Psalm 43 een latere uitbreiding is op Psalm 42.
Variaties in de herhaling
Zoals we al hadden gezien, zijn Psalm 43:5 en Psalm 42:12 in de onberijmde tekst identiek. Psalm 42:6 is echter iets afwijkend:
Ps. 42:6 ...Hoop op God, want ik zal Hem nog loven voor de verlossingen Zijns aangezichts.
Ps. 42:12, 43:5 ...Hoop op God, want ik zal Hem nog loven; Hij is de menigvuldige Verlossing mijns aangezichts, en mijn God.
Het verschil lijkt groter dan het in de grondtekst is. In het Hebreeuws is er alleen verschil in de woordscheiding, wat een relatief late bewerking van de grondtekst is. In de oudste teksten zijn er geen witruimtes tussen de woorden, maar zijn alle woorden als een lange keten aan elkaar verbonden.
Om het lezen te vereenvoudigen, hebben later de overschrijvers de woorden van elkaar los gemaakt. Hierbij moest dan uiteraard steeds een keuze worden gemaakt, die vaak voor de hand lag - maar niet altijd.
Als we Psalm 42:6 en het begin van vers 7 in de grondtekst aan elkaar plakken en alle woorden als een lange reeks letters beschouwen, dan zien we dezelfde reeks als in Psalm 42:12 en 43:5. Die reeks zou dus op dezelfde manier in woorden gesplitst kunnen worden, en omdat de Septuaginta de drie verzen ook identiek vertaalt, zijn daar zeker argumenten voor te geven.
Het probleem is echter dat het verschil dermate in het oog springt, dat het haast onmogelijk is dat de Masoreten (die verantwoordelijk zijn voor de hebreeuwse grondtekst zoals we die nu hebben) het over het hoofd hebben gezien. Het is minstens zo waarschijnlijk dat het een bewuste keuze is geweest.
De vraag is dan wat de achterliggende gedachte zou kunnen zijn. In 42:6 spreekt de dichter over de 'verlossingen van zijn aangezicht', ook te vertalen met 'zekere verlossing van zijn aangezicht'. Het 'aangezicht' is hier Gods aangezicht. De dichter spreekt dus de dank uit dat God verlossen kan, maar het blijft algemeen. In 42:12 en 43:5 gaat de dank verder dan in vers 42:6. Het is niet alleen God die in algemene zin verlossen kan, de verlossing is er ook voor hem persoonlijk, ja God Zelf is zijn verlossing geworden.
Op die manier gelezen zien we dat de herhaling eigenlijk een intensivering is geworden.