Psalm 100 en Calvijn
Auteur: ds. W. Pieters
Psalm 100 behandel ik op een andere manier dan de andere. Ik laat je meelezen in wat Calvijn over het eerste deel schreef – en Matthew Henry over het tweede (de vertaling is van Calvijn):
Inhoud:
Het opschrift van deze Psalm wijst duidelijk de inhoud aan; ook zijn bij de kortheid van dit loflied vele woorden overbodig. De Psalmist wekt de gelovigen op God te loven, omdat Hij hen tot Zijn volk heeft verkoren en onder Zijn heilige hoede heeft genomen.
- Een Psalm om te loven. Laat de hele aarde voor Jehovah zingen met luide stem.
- Dien Jehovah met blijdschap, kom vrolijk in Zijn tegenwoordigheid.
- Weet, dat Jehovah God is, en dat Hij ons heeft gemaakt, en niet wij. Wij zijn Zijn volk, en de schapen van Zijn weide.
1. Laat de hele aarde voor Jehovah zingen met luide stem.
Hij raakt slechts een deel aan van de dienst van God, dat bestaat in het overdenken van Zijn weldaden en in dankzegging. Omdat hij nu heel de aarde zonder enig onderscheid hiertoe opwekt, schijnt hij door de Geest van profetie gezien te hebben op de tijd, wanneer de gemeente bijeenvergaderd zou zijn uit alle volken. Hij beveelt dus dat God gediend zal worden met blijdschap, om aan te tonen dat Hij zó bereidvaardig is om de Zijnen goed te doen, dat Hij hun ruime stof geeft tot verheuging.
Dit drukt hij nog beter uit in het derde vers (Weet, dat Jehovah God is), waar hij de overmoed van de mensen bestraft, omdat zij tegen God in opstand zijn gekomen door veel goden te maken en ze op allerlei manieren te dienen. De veelheid van goden doet de kennis van de ene ware God teniet en verduistert Zijn heerlijkheid. De profeet doet er goed aan om alle mensen aan te sporen om op te houden God van Zijn eer te beroven. En hij bestraft hun dwaasheid, dat zij zich niet vergenoegen met één God. Want, hoewel zij allen met hun mond moeten erkennen dat er één God is, Die hemel en aarde heeft gemaakt, vertrappen zij toch meteen daarna Zijn eer en heerlijkheid. Zo wordt (voor zo veel in hen is) de Godheid te niet gedaan.
3. Weet, dat Jehovah God is en dat Hij ons heeft gemaakt…
Omdat het een moeilijke zaak is om de mensen bij de zuivere eredienst te doen blijven, is het niet ongepast dat de profeet de wereld oproept om te stoppen met haar dwaasheden en haar beveelt te erkennen dat er één ware God is. Want wij moeten de korte omschrijving van deze kennis van Hem in gedachten houden, namelijk om alles aan Hem te geven wat Hem toekomt. Zo stelt men geen godheid tegenover Hem om Zijn Naam te verduisteren.
Nu berooft men Hem in het pausdom wel niet van Zijn Naam, maar omdat Hij niet geëerd wordt door alleen maar uiterlijke woorden, is het zeker, dat men Hem daar niet als God erkent. Laten we dan beseffen dat de ware dienst van God niet ongeschonden kan blijven zolang deze goddeloze ontheiliging van Zijn Naam en eer blijft aanhouden, die zo veel bijgelovigheden als gevolg heeft.
Nu lijkt het wel een veel te bekende zaak te zijn dat het nodig zou zijn om nog eens uitdrukkelijk te zeggen dat God ons heeft gemaakt. Maar – om niet eens van de algemene ondankbaarheid van de mensen te spreken – er is toch nauwelijks één op de honderd die erkent, dat hij zijn leven van God heeft ontvangen, en dat dit leven van God afhankelijk blijft. En al is het ook, dat zij hiertoe gedrongen worden en niet ontkennen, dat zij uit niet geschapen zijn, dan maakt toch iedereen zichzelf tot god en aanbidt dus zichzelf. Want allen schrijven zij aan hun eigen kracht toe, wat God zegt dat alleen Hem toebehoort, en uit Hem voortkomt.
Men moet verder ook in aanmerking nemen, dat de profeet hier niet spreekt over de algemene schepping van de mensen, maar over de geestelijke wedergeboorte, waardoor Hij Zijn gelovigen naar Zijn beeld herschept. De profeet leert hier dus, dat alleen de gelovigen het werk van God zijn, niet doordat zij in hun moeders lichaam als mensen geschapen zijn, maar in de zin waarin Paulus hen Gods maaksel noemt, omdat zij geschapen zijn tot goede werken, die God voorbereid heeft, met als doel dat zij daarin zouden wandelen (Efeze 2 vers 10). En dit wordt nog nader verklaard door wat in de Psalm volgt.
U allen die op aarde woont,
Zing ’s Heeren lof, ja, juich en toont
Dat u de Heere dient met vreugd.
Kom tot Hem, zing in Hem verheugd.
Weet dat de HEERE is de God
Die ons weleer gemaakt heeft tot
Zijn volk, de schapen die Hij weidt.
Niet wij, maar Hij heeft ons bereid.
Twee kernverzen zijn:
O ganse aarde,
juich voor de HEERE.
Dien de HEERE met blijdschap.
Kom voor Zijn aangezicht
met vrolijk gezang.
Meer over psalm 100
Psalm 100 zingen
Psalm 100 onberijmd
Samenzang psalm 100
Tekst en beeld psalm 100