Spreuken 19:1 - de jeugdbijbel in de Bijbel
Auteur: ds. W. Pieters
“De arme, die in zijn oprechtheid wandelt,
is beter dan de verkeerde van lippen
en die een zot is.” Spreuken 19 vers 1
Armoede is nooit een schande, tenzij ze een vrucht is van wangedrag. Wanneer zij met Goddelijke oprechtheid is versierd, is ze meest eervol. Het tegenovergestelde van armoede is rijkdom. Maar wat heb je, wanneer je rijkdom je hoogmoedig maakt, zodat je meent veel meer te zijn, dan je bent? Wat heb je, wanneer de rijkdom je oneerlijk maakt, zodat je geen oprechtheid meer hebt? Wat heb je, wanneer je rijkdom je leert met je lippen te zondigen, verkeerde dingen te spreken? Wat heb je, wanneer de rijkdom je dwaze dingen laat doen?
Veel rijke mensen lopen verachtelijk over arme mensen heen. Ze leggen ze haast onder hun schoenzolen, zo weinig zijn ze in tel. Maar God legt die oprechte armen aan Zijn boezem! Wat een verschil, hè? Laat dan de rijke opschepper maar verachtelijk doen over Gods arme volk... Als de Heere Zelf ze hoog acht en ze in Zijn liefde koestert en vertroetelt, dan is het goed. Meer heb je niet nodig, dacht je wel?
Veel mensen hebben achting voor de sluwe, geslepen zakenman, de bikkelharde concurrent, de uitgeslapen en gewiekste politicus. Maar de arme, die vanwege zijn eerlijkheid en nauwe geweten geen kapitalist kan worden, is niet in tel. Salomo schrijft nu, dat het bij de Heere net andersom is. De Heere ziet de verkeerdheid van de rijke, de uitbuiter, de egoïst en komt er een keer op terug...
Wie was beter af, denk je, de arme Lazarus, vol zweren, die meer begeerte had naar brood, dan dat hij werkelijk kreeg en dus armoede moest lijden... óf de rijke man, die wel in prachtige kleding liep en overdadig leefde, elke dag maar weer? Wie was beter af, hij die in de blijdschap van alle blijdschap, de vreugde van alle vreugde en de troost in alle troost mocht delen, toen de engelen zijn ziel droegen in Abrahams schoot... óf hij, die in de hel zijn ogen open deed en toen in de pijn was en smarten leed in de vlam van Gods eeuwige toorn?
Reken toch armoede en rijkdom met de Goddelijke rekenkunde. Want de menselijke rekenkunde is korte termijn-planning, maar de Goddelijke is lange termijn-planning. Bereken dingen in het licht van de eeuwigheid.
In het geestelijke is het zo: God houdt Zijn kinderen arm. Ze kunnen geen dag zonder geestelijke ondersteuning. Ze moeten het helemaal hebben van de dagelijkse steun, die God hen geeft, de wijsheid, die Hij hen verleent, de genade, die Hij in hun hart doet druppelen. Jij ook?
De rijke, de verkeerde van lippen, de zot denkt, dat het voordeliger is om onder de schone schijn van godsdienst, kerkgang en christelijke normen en vormen zijn eigen wil te volgen, zijn eigen inzicht na te streven en zijn eigen lusten uit te leven.
Jij toch niet?
Nu, je komt op een dag tot de ontdekking, wat waarlijk waardevol was en wat echt goed was. Zou de arme gelovige niet veel beter af zijn, dan de rijke schijngelovige, denk je? Laat dan de oppervlakkige godsdienst maar roemen en pralen en grote woorden spreken over Gods liefde en belofte... Maar laten wij ons houden bij de armen van geest, die een klein gevoel hebben van zichzelf, omdat ze zichzelf en hun zonden hebben leren kennen. En die toch niet anders kunnen dan steunen op de genade van God in Zijn Zoon Jezus Christus.
Maar wanneer wandel je in oprechtheid? Er staat immers niet, dat een arme op zich beter is, dan een rijke, die verkeerd spreekt met zijn lippen en een zot is. Maar er wordt nadrukkelijk bij gezet: wandelende in zijn oprechtheid! Wat is oprechtheid?
Dat je zegt, wat je denkt en niet liegt. Dat je een venster in je hart hebt naar God toe, Zodat Hij alles mag zien, wat je doet, zegt en denkt. Dat je eerlijk bent gemaakt, niet meer arglistig/bedrieglijk. Dat je vooral ook opnieuw bent bekleed met het beeld van Jezus Christus, van Wie staat geschreven, dat er geen bedrog in Zijn mond geweest is.
Oprecht is die lezer(es) van De Catechisant, die mag leren: ik ben alleen maar een huichelaar! Ik ben zo oneerlijk, Heere! Wilt Gij mij eerlijk maken?!
En wanneer spreek je geen verkeerdheid met je lippen? Wanneer je Gods Naam roemt, ook onder de mensen, onder je klasgenoten, je collega's, je buren, je familie. Dan, wanneer je eerlijk je zonden belijdt en er niet één achter houdt. Dan, wanneer je mag leren, wat Jesaja uitriep:
“Wee mij, want ik verga,
omdat ik een man van onreine lippen ben,
want mijn ogen hebben de Koning,
de HEERE der heerscharen gezien!”
Dan spreek je geen verkeerdheid meer en ben je geen zot meer.×