Spreuken 13:13 - de jeugdbijbel in de Bijbel
Auteur: ds. W. Pieters
"Die het Woord veracht, die zal verdorven worden;
maar die het gebod vreest, die zal vergolden worden"
Spreuken 13 vers 13
Verachten kunnen wij Gods Woord op verschillende manieren. Openlijk, bewust, zodat onze ouders er veel verdriet van hebben en veel zorg over ons dragen. Of heimelijk, onbewust, zodat wij het ook zelf niet beseffen. Anderen merken het niet en zelf merken we het ook niet.
In beide gevallen zijn we toch bezig met het Woord van God te verachten en in beide gevallen geldt voor ons toch de dreiging die daarbij staat: die zal verdorven worden. Je kunt ook vertalen: die zal zich verderven.
In Numeri 15 vers 31 staat wat God als straf oplegt aan een mens die het Woord des HEEREN veracht en Zijn gebod vernietigt: "die ziel zal ganselijk uitgeroeid worden, haar ongerechtigheid is op haar." Wat had die persoon dan gedaan? Gezondigd `met opgeheven hand'. Deze uitdrukking betekent: gezondigd met voorbedachten rade, tegen zijn geweten, tegen Gods gebod in, uit minachting van God en Zijn gebod.
Als we rondom ons zien, bemerken we er zeer velen in ons Vaderland die zo zondigen en die zo God minachten. De Wet des Heeren zegt: die ziel zal ganselijk (= zonder pardon) uitgeroeid worden.
Als we een `lamp' in ons geweten, in onze ziel, hebben gekregen - dus als het ontdekkende licht van de Heilige Geest als het ware een röntgenfoto van ons maakt -, zien we dat wij zelf zo zijn:
gezondigd tegen beter weten in
gezondigd tegen gewetensovertuigingen in
gezondigd tegen het uitdrukkelijke gebod van God in
gezondigd tegen waarschuwingen van onze ouders in
gezondigd tegen de lieflijke klanken van het Evangelie in
Wat kunnen we dus verwachten? Uitgeroeid worden. Mee eens, of niet? Beleed jij het wel eens: ik ben zo'n verachter, zo'n spotter! Ik verderf mijzelf, ik zal het zondeloon uitbetaald krijgen, ik heb het oordeel verdiend ...
Het tweede voorbeeld van een verachten van Gods Woord vinden we in II Samuël 12 vers 9. De profeet Nathan moet aan David zeggen, hoe vreselijk hij heeft gezondigd tegen de HEERE door met Bathseba overspel te plegen en haar man Uria te laten vermoorden. Nathan zegt dan tegen David: `Waarom hebt gij het Woord des HEEREN veracht, doende wat kwaad is in Zijn ogen?'
Herkennen wij ons in David: tot álles in staat om onze lusten de vrije teugel te geven ... Koning David heeft op deze manier zeer veel kwaad over zich en over zijn huisgezin gehaald!
Gods Woord verachten wij ook, wanneer we de vriendelijke roepstem van de Heere Jezus Christus in het heilig Evangelie afwijzen. Wanneer we Hem buiten ons hart laten staan kloppen. Wanneer we ons niet aan Hem overgeven en wanneer we Hem niet in ons hart toelaten!
Laat ons het gebod van God vrezen, zoals Salomo zegt. Niet de stráf, maar het gebód. Dat is: het met eerbied gehoorzamen op alle terreinen van het leven. In het bijzonder wat Johannes schrijft in zijn eerste brief, hoofdstuk 3 vers 23:
"dit is Zijn gebod, dat wij geloven in de Naam van Zijn Zoon Jezus Christus, en elkander liefhebben."
Vertel aan God hoe het bij jou ervoor staat: of je dit gebod van Hem reeds vreest, gehoorzaamt, of dat je Zijn Woord nog steeds veracht. De HEERE zal het jou genadig vergelden / belonen wanneer je Zijn gebod vreest en dus in Zijn Zoon gelooft, je aan Christus overgeeft. Hij beloont je met de vergeving der zonden en het eeuwige leven van de Goddelijke liefde!
Dit `loon' is niet verdiend, maar wordt uit genade alleen gegeven. Kom, val Hem te voet: kus de Zoon (Psalm 2 vers 12)!