Lessen uit Jona: Het gebed van Jona verhoord
Auteur: ds. W. Pieters
In het tweede hoofdstuk van het boek Jona lezen we het gebed van de van God weggelopen en weer door Hem opgezochte profeet (vers 6), terwijl hij in de maag van de vis is. Ik schrijf het in de vertaling van Luther uit 1545:
JCH sanck hinuntern zu der Berge gründe / Die Erde hatte mich verriegelt ewiglich / Aber du hast mein Leben aus dem Verderben gefürt / HERR mein Gott.
Hierover merkt Luther op dat Jona hiermee bedoelt:
Juist op het moment dat ik zo diep in de dood verzonken lag dat het niet dieper kon en dat ik in het geheel geen hoop meer over had, en het uitgesloten was dat ik in het leven kon terugkeren, kwam U met Uw macht en wonderdaden en voerde U mijn leven uit dood en verderf. Op het moment dat de strik zo strak werd aangehaald dat het niet strakker kon, brak zij.
Vandaar dat God een Helper in nood heet, want Hij helpt wanneer alles wanhoopt, wanneer alles onmogelijk is geworden.
Hier lezen we ook iets kenmerkends uit het leven van Luther zelf. Hij had het ook zo ervaren. Zo werd het evangelie voor hem werkelijk EVANGELIE, blijde tijding, goede boodschap. God verspilt Zijn genade immers niet.
Hoe gaat God dan helpen? Jona schrijft (in de vertaling van Luther – je kunt het zelf in het Nederlands nalezen):
DA meine Seele bey mir verzagt / Gedacht ich an den HERRN / Vnd mein Gebet kam zu dir / in deinen heiligen Tempel.
Hierover merkt Luther op:
Het eerste wat God in zo’n geval geeft, is Zijn genade en Geest, om je hart op te beuren, zodat je Gods barmhartigheid gedenkt en je de gedachten aan Zijn toorn laat varen; en je je leert wenden van God als Rechter tot God als Vader.
Heerlijk als dit je wordt geschonken! Dan tintelt er hoop door je ziel:
Dan gaat er meteen een nieuw licht op, zegt Luther, en vertoont zich opnieuw het leven. Dan vat je hart weer moed om te roepen en te bidden. En dat gebed wordt ook zeker meteen verhoord. Dan houden dood, toorn, zonde, hel en alle verderf op. Alles wordt overwonnen door het geloof dat rust op Gods goedheid.
Het achtste vers luidt:
3 DJe da halten vber dem Nichtigen / Verlassen jre gnade.
Het gaat hier niet over de genade (of statenvertaling: barmhartigheid) van de mensen, maar van God. Mensen die niet op Gods genade alleen vertrouwen, maar op hun eigen prestaties, vergeten hoeveel genade en barmhartigheid God hen al heeft bewezen. Deze ‘gnade’ wordt ónze genade genoemd, omdat (zegt Luther):
zij ons wordt voorgehouden en aangeboden, opdat wij die aannemen en bezitten.
Wie de tijd van de kerkhervorming een beetje kent, en wie Luther een beetje kent, kan het wel raden tegen wie hij nu tekeer gaat, naar aanleiding van de woorden die Jona spreekt. Luther vaart uit tegen de roomsen die op hun werken, goede bedoelingen, oprechtheid en kerkgang vertrouwen stelden. Het is ijdel, niets waard.
Nu ik deze laatste woorden typ, denk ik aan een stervende vrouw in Garderen, die ik gisteren (19 augustus) bezocht. Ik vroeg aan haar of ze nog zalig kon worden. Ze kon bijna niet praten, maar zei: alleen uit genade. Toen ik tegen haar zei: hoe goed ze had geleefd en hoe trouw ze de Bijbel had gelezen en naar de kerk was gegaan, zei ze: ‘Niks weerd!’
Kijk, daar moeten we nu allemaal terecht komen: alleen de genade en barmhartigheid van God; de rest is NIKS WEERD.
Weet jij dat al?
In vers 9 lezen we, dat Jona zegt:
Meine Gelübde wil ich bezalen dem HERRN.
Luther schrijft dan:
Dit betekent niet dat Jona iets beloofd zou hebben, want daarvan leest men niets; maar wanneer de heiligen in algemene bewoordingen spreken over een gelofte en het betalen daarvan, dan moet dit worden opgevat als ziende op de algemene gelofte waaraan allen die behoren tot Gods volk, gebonden zijn. Als zodanig is het namelijk ons aller verplichting dat wij naast en behalve de Heere God geen andere God wensen of verlangen. Een gelofte betalen betekent in dit verband: het belijden, loven, verkondigen, en dus ook eren en dienen, van de Heere alleen.
In het laatste vers lezen wij dat de vis Jona op het droge uitspuwt. Luther schrijft daarover:
Dit alles is ook ónze hoop en troost. Wij leren er door op God te vertrouwen voor Wiens macht dood en leven geen verschil uitmaken.